Openbloeien door beweging
De leerlingen van de derde graad Buitengewoon Basisonderwijs IVIO Macarius in Gent nemen deel aan acht bewegingsateliers. Daarin ontdekken ze hun beweegmogelijkheden en verborgen talenten.
In een cirkel geven de leerlingen het geluid ‘woesh’ door, of kaatsen het terug met een rembeweging en een luide ‘woow’. Na deze opwarming bewegen ze vrij door elkaar op muziek. Ze focussen op hun onder- en bovenlichaam. Bewegen in de hoogte en de diepte.
Dan mag de helft van de groep met gesloten ogen vrij en ruim bewegen, terwijl de andere helft toekijkt. De spanning is te snijden. Deze leerlingen verleggen hun grenzen.
Succeservaring
‘Onze leerlingen zijn over het algemeen niet zo mondig, maar wel héél creatief’, zegt juf Julie die het project aanvroeg. ‘In het bewegingsatelier kunnen ze zich helemaal uitleven en een succeservaring beleven. Het is vooral belangrijk dat ze zich goed in hun vel voelen. Onze school besteedt daar veel aandacht aan.’
‘We zijn een lagere school voor buitengewoon onderwijs type basisaanbod, voor kinderen met een licht mentale beperking en leerstoornissen. Dit project wilden we in de eerste plaats aanbieden aan functionele klasgroepen: zij leren liever en beter al doende, ‘functioneel’ en toekomstgericht. De andere oudste groepen sloten graag aan, waardoor nu de hele derde graad deelneemt.’ Omdat alle sessies op elkaar volgen, zijn de leerkrachten erg betrokken bij elkaar.
Verlegen kinderen bloeiden plots open. Het was ook leuk om te zien wat Joyce met de input van de leerlingen deed. Zo bleek iemand een geweldig ritmegevoel te bezitten, en zij ging daarmee verder.
‘Wat vind je zelf leuk?’
‘Ik werk intuïtief’, zegt Joyce, de danseres die via MUS-E Belgium bij deze school terechtkwam. ‘Alles hangt af van de kinderen en de school. Ik probeerde eerst de leerlingen te leren kennen en aan te voelen wat wel en niet kan. In het begin vroeg ik hen na elk atelier wat ze leuk en minder leuk vonden. Merk ik dat iets goed werkt? Dan herhaal ik dat.’
‘De sessies beginnen altijd met een opwarming. Daarin tast ik af wat mogelijk is voor die dag. Soms moet ik de planning omgooien, bijvoorbeeld omdat de kinderen te wild zijn om te starten met ontspanningsoefeningen. Dankzij mijn opleiding dans- en bewegingstherapie sta ik meer stil bij de innerlijke leefwereld van een kind. Ik hecht veel belang aan elkaars grenzen leren kennen en respecteren. En heeft een groep meer binding nodig? Dan wend ik socialere oefeningen aan.’
Talenten ontdekken
‘Ik zag talenten waarvan ik niet wist dat ze er waren’, zegt meester Erik. ‘Verlegen kinderen bloeiden plots open. Het was ook leuk om te zien wat Joyce met de input van de leerlingen deed. Zo bleek iemand een geweldig ritmegevoel te bezitten, en zij ging daarmee verder.’
Joyce gaat er prat op dat iedereen mee kan: ‘Ik probeer niet te veel aandacht te besteden aan techniek. De werkvormen moeten voor alle kinderen werken. Zo kan niemand zeggen ‘ik kan niet dansen’.’
Vertrouwensband
In het tweede deel van de sessies komen de leerlingen dichter bij elkaar. Ze bedenken een originele beweging en voeren die als duo uit. Ze spelen elkaars schaduw, reageren als een marionettenpop of ontwijken elkaars uithalen als in capoeira.
‘Deze school vond vooral de vertrouwensband tussen de leerlingen belangrijk en startte daarom pas in het tweede semester’, zegt Jozefien. Als coördinator bij MUS-E stelde zij de bewegingsateliers voor. ‘We werkten al een paar keer samen en ik voelde dat de school en directie heel positief staan tegenover de externe input. De talenten van de kinderen komen zo meer tot uiting.’
‘Doe het voor jezelf’
‘De functionele klassen leren vanuit het leven zelf’, zegt Jozefien. ‘Daarom vond ik deze sessies voor hen zo interessant: je durven tonen en spontaan bewegen, inzicht krijgen in je mogelijkheden, … Dat komt vast nog van pas. Joyce pakte dit goed aan, stap voor stap. Het blijft voor veel kinderen een grote drempel. Alles is vrij nieuw.’
‘De leerkrachten snappen wat wij doen. Ze steunen dit project en brengen rust en warmte. Je voelt dat de kinderen hier veilig zitten in een goede structuur.’
Joyce beaamt dat: ‘De leerkrachten weten hoe ze leerlingen moeten aanspreken. ‘Doe het voor jezelf’, zeggen ze, en dat werkt. Het is ook aan hen te danken dat de leerlingen hun mening vlot kunnen verwoorden. Dat merk ik telkens ik een groep bijeenroep.’
Tips van juf Julie en meester Erik
- Geloof in de creativiteit van de leerlingen en laat de bewegingen uit henzelf komen. Dat werkt veel beter dan een opgelegde choreografie. Als ze het zelf bedenken, kunnen ze het ook zelf.
- Leg de nadruk op respect, en laat de leerlingen zelf zeggen waarom dat zo belangrijk is. Zeker tijdens de eerste ateliers moet je dat installeren, bijvoorbeeld door de leerlingen eens goed gek te laten doen. Zo creëer je de veiligheid om je volledig te kunnen uitleven.
- Gun jezelf de tijd om rond beweging te werken. Het is een bewustwordingsproces dat stapsgewijs moet groeien. Bedenk dat ook je lichaam een geheugen heeft. Hoe vaker je rond beweging werkt, hoe meer de leerlingen dat in zichzelf dragen en thuis of later opnieuw oppikken.