Cultuuronderwijs in tijden van corona - transcriptie
Ik heb wat gedachten op een rijtje gezet over cultuuronderwijs in tijden van corona. Mijn eerste reactie toen de vraag kwam om na te denken over cultuuronderwijs in tijden van corona, en dat is al een tijdje geleden, en hij kwam niet alleen van Katrien trouwens. Hij kwam van meerdere kanten, ook andere collega's zeiden: hoe moet dat nu met cultuuronderwijs? Wat betekent het om cultuuronderwijs te geven in tijden van corona? En misschien ook nog wel na corona. Toen was mijn eerste reactie om niets te doen. Niets te zeggen. Vooral te zwijgen. En te kijken, en te luisteren natuurlijk, te lezen wat iedereen zegt.
De reden om niet te willen reageren, was dat er juist zo veel haast leek te zijn bij heel veel mensen om de situatie te duiden. Je zou bijna kunnen zeggen, iedereen buitelde over elkaar heen om aan te geven hoe de situatie, de corona, wat er gebeurt, wat er kan gebeuren, wat er moet gebeuren, om daar betekenis aan te geven.
En er werden ook zo veel grote woorden gebruikt. Dat zat mij ook niet helemaal lekker. Alles is anders. Niets zal meer hetzelfde worden. Volgens sommigen moeten we nooit meer terug willen naar hoe het was, want wat normaal was, was niet normaal.
Er wordt veel gesproken over helden. Het gaat over een oorlog, over een ramp. En er wordt ook al gesproken over de postcoroniale wereld. Dat alles maakte mij beducht en ook een beetje wantrouwend om al te snel in zo'n koor mee te gaan doen.
Er was een mooie column van NRC-columnist Tom-Jan Meeus in de NRC op 5 mei. Dat was de dag van de bevrijding. De dag waarop we de bevrijding vieren in Nederland. Waarin hij erop wijst dat het gebruik van grote woorden ook een eigenschap was van het naziregime. En dat je het veel terugvindt op de sociale media.
En dan zegt hij, en ik citeer hem: De vergissing van deze tijd lijkt me niet dat de oorlog uit ons bewustzijn verdwijnt. Hij heeft het over de Tweede Wereldoorlog, uiteraard. Daar doe je niets aan. Maar het gebrek aan nederigheid, het kleine begrip voor onzekerheid, het teveel aan grote woorden, je zou willen dat er geen nieuwe oorlog nodig is om daar wat aan te doen.
Dus… Die dingen bij elkaar, aan de ene kant hoe er vanuit allerlei hoeken gereageerd wordt op de coronacrisis en aan de andere kant deze reflectie op het belang van herdenken, waar het gaat om de Tweede Wereldoorlog, maakten mij een beetje huiverig om met al te grote gedachten te komen over cultuuronderwijs in tijden van corona.
Nu, dit is een begin en ik hoop dat ik niet al te veel grote woorden heb gebruikt. Vandaag op 11 mei gaan in Nederland de basisscholen weer gedeeltelijk open. We proberen te wennen, met z'n allen, aan de anderhalvemetersamenleving. Dat is een van de nieuwe termen die gemunt zijn, en Lode zal daar meer over vertellen. De kinderen zullen weer aan het werk gaan. De eventueel opgelopen achterstanden moeten worden weggewerkt.
Nu, zijn vanochtend, heb ik mij voorgesteld, alle leerkrachten, die die kinderen weer op school krijgen in de klas, zijn die begonnen met taal en rekenen? Ik denk het niet. Ik denk dat wat veel belangrijker is, en ik durf er m’n hand voor in het vuur te steken dat dat zeker bij 90 procent, en misschien wel 99 procent van alle leerkrachten zo zal zijn gegaan.
Wat veel belangrijker is, is dat de leerlingen kunnen vertellen. Dat ze kunnen vertellen over hoe het was, al die weken thuis. Over hun opa's en oma's die ze niet mochten zien of waar ze van veraf naar moesten gaan zwaaien, bij een verzorgingstehuis bijvoorbeeld. Over hoe het was om met hun ouders te zijn, al die dagen. Broers en zusjes. Misschien wel ervaringen die ze hebben gehad met familieleden die ziek waren. Enzovoort, enzovoort.
Dus ik denk dat pas als dat allemaal uitgesproken is, en dat zal heel wat tijd genomen hebben, kan er weer gewerkt worden. Ik denk ook dat verstandige leerkrachten, en ik neem aan dat die leerkrachten daar ook met elkaar over gesproken hebben van tevoren. Dat verstandige leerkrachten ook heel goed kijken en luisteren naar wat er door de kinderen niet verteld wordt. En nadenken over of ze die kinderen de gelegenheid moeten geven om op een ander moment er alsnog over te vertellen. Of misschien in een tekening of in een liedje of iets dergelijks daar een vorm aan te geven. En ik denk ook dat er in heel wat klassen vanochtend samen gezongen is. Omdat dat ook een heel belangrijk aspect is van het onderwijs.
Dus de angst dat cultuuronderwijs er niet meer toe zou doen of minder relevant zou zijn, denk ik, is helemaal ongegrond. Ik zou zelfs zeggen, en dat zou mijn eerste stelling zijn… Als iemand na deze crisis nog beweert niet te zien wat het belang van cultuuronderwijs is, dan heeft hij of zij er niets van begrepen.
In mijn colleges of lezingen van het afgelopen jaar en ook in de boeken trouwens die we gemaakt hebben, is het beginpunt altijd: cultuur begint met een ervaring van verschil. Dingen zijn altijd anders dan je verwacht. Dat is altijd zo.
En dat betekent dus ook dat de coronacrisis die we nu meemaken, niets anders is dan een versterking, een verheviging van wat cultuur altijd is. Cultuur begint altijd met een ervaring van verschil. En dat is niet alleen in de coronacrisis zo, dat is altijd zo. Maar in de coronacrisis, en dat maakt die coronacrisis ook enorm interessant vanuit een cultuurtheoretisch of cultuurwetenschappelijk perspectief, dat is dat het eigenlijk een versterking is van wat altijd gebeurt. Namelijk, je wordt geconfronteerd met iets wat anders is dan je verwacht. En in dit geval is die confrontatie vrij heftig, en ook heel snel.
Nu… Cultuur bestaat vervolgens uit de verschillende manieren waarop je met dat verschil omgaat, dus de reacties. En je kunt die ervaring van verandering, die kun je als bedreigend ervaren. Een bedreiging van je eigen wereld, die je kent. Je voelt je dan in die verandering niet thuis. Misschien, om het met een fenomenologische term uit te spreken, je bent in de werkelijkheid geworpen en je moet daar iets mee.
Dus je kunt het als bedreigend ervaren, maar je kunt het ook als je natuurlijke habitat ervaren. Iets waar je van nature in thuishoort en waar je juist, omdat je dan nieuwe dingen kunt bedenken, verandering kunt bewerkstelligen waarin je als het ware je mens-zijn ten volle kunt benutten.
Dus aan de ene kant: bedreigd voelen. Aan de andere kant: mogelijkheden zien. Ik denk dat die spanning tussen die twee reacties op verandering, die zie je altijd, die zie je bij iedereen. De een zal meer geneigd zijn tot behoud en de ander zal misschien meer geneigd zijn tot verandering en creativiteit en improvisatie.
Ik heb een keer… Ik heb een collega, dat is een bioloog, en we hadden het hier een keer over en toen vertelde hij mij, zei hij: Ja, Barend, dat is wel zo, maar dat is helemaal niet bijzonder voor mensen, dat zie je bij alle dieren. Hij gaf het voorbeeld, zelfs onder konijntjes schijn je konijntjes te hebben die als er iets verandert, ervandoor gaan en je hebt konijntjes die als er iets verandert, heel nieuwsgierig gaan kijken wat er aan de hand is.
Dus die tegenstelling tussen die spanning, tussen aangetrokken worden of je afgestoten voelen door vernieuwing, dat is een universeel verschijnsel.
Twee typen mensen: de één heeft meer met verandering, de ander heeft meer met behoud. Goed.
We reageren dus op verandering. We reageren op verschil. En waar doen we dat mee? En daar zie je ook heel interessant hoe dat werkt in de coronacrisis. Wat is het materiaal dat je hebt om om te gaan met die verandering? Dat is herinnering. Persoonlijke en collectieve herinneringen. De herinnering levert ons het materiaal waarmee we het bestaan, in dit geval de verandering, tegemoet treden.
En dan kun je vervolgens de verschillende stappen van het betekenisproces doorlopen. Je kunt zeggen: de waarneming. Wat neem je waar? Wat laat de coronacrisis je horen, zien, voelen? Ten eerste, en dat is ook opgemerkt door psychiaters, dat een van de merkwaardige dingen van de coronacrisis, die haar ook een beetje unheimlich maakt, is dat er zo weinig waar te nemen is. Je ziet haar niet. Je hoort haar niet. Je voelt haar niet. Alles ziet er eigenlijk heel normaal uit. En dat maakt het voor mensen vaak erg moeilijk om zich ertoe te verhouden. Behalve natuurlijk, dat is duidelijk, voor mensen die ziek zijn of mensen die iemand heel nabij ziek hebben zien worden of als je zelf in het ziekenhuis komt.
Maar voor al die andere mensen is het een heel ongrijpbaar iets. En je ziet dan ook meteen dat mensen beginnen te zoeken naar herinneringen die ze helpen om dit verschijnsel waar te nemen. De ervaringen die mensen hebben bijvoorbeeld met andere ziektes, met de griep. De Spaanse griep is genoemd, de Mexicaanse griep is genoemd. Eventueel grijpt men terug op beelden die men heeft uit de geschiedenis van de pest. Je kan ook nog denken aan SARS, et cetera.
Dus je probeert vanuit je geheugen elementen te halen die je helpen om dat wat je waarneemt, waar te nemen, te herkennen.
Vervolgens moet er op de nieuwe situatie gereageerd worden. En er wordt op gereageerd door dingen te doen. Er moeten maatregelen genomen worden. Uiteraard, er moet gezorgd worden voor de zieken. Er moeten apparaten aangeschaft worden, eventueel nieuwe apparaten gemaakt worden. Er moet op allerlei manieren ingespeeld worden op behoeften en dat kan gaan van het maken van mondkapjes tot en met nieuwe vormen van onderwijs, zoals we nu trouwens zelf aan het ervaren zijn. Op een nieuwe manier moet iets nieuws bedacht worden om om te gaan met de situatie. We zijn ook bezig inmiddels met het opnieuw inrichten van de publieke ruimte. Om het mogelijk te maken om met zekere afstand ten opzichte van elkaar toch min of meer normaal door de ruimte te bewegen.
Dus ten eerste: waarneming. Wat neem je waar? En met welke herinneringen doe je dat?
Tweede is: wat moet je maken? Wat ga je doen? Ook weer vanuit de herinnering.
Derde stap, uiteraard, jullie herkennen dat, is: wat betekent het? Wat betekent het wat ons overkomt? Hoe interpreteren we het? Wat leren we ervan?
Daar hebben we ook hele grote verschillen gezien tussen landen, tussen regeringsleiders in de manier waarop de epidemie, later de pandemie, geïnterpreteerd werd. Van uitermate nonchalant tot heel rigoureus. Dus er zijn hele verschillende interpretaties zichtbaar geworden met daarbij natuurlijk ook de consequenties.
Een van de dingen die je, denk ik, kunt zeggen, ik durf het niet helemaal, is dat deze pandemie een soort lakmoesproef is geweest voor dictators. Je zou bijna zeggen: hoe meer dictator, hoe minder adequaat er gereageerd is op de pandemie. En die betekenis die gegeven wordt aan de ziekte, die bepaalt dan vervolgens weer hoe er gehandeld wordt, welke maatregelen er genomen worden, welke beslissingen er genomen worden, welk beleid er gevoerd wordt.
En ten slotte, het vierde aspect, vierde reactie die cultuur uitmaakt, is het onderzoek, de analyse. Wat is er gebeurd? Waar komt het virus vandaan? Hoe is het overgedragen? Welke medicijnen werken er? Kunnen we een vaccin ontwikkelen? Wat is de beste behandeling? Et cetera, et cetera. Het hele probleem van de besmetting. Hoe verloopt de besmetting? Hoe kun je de besmetting indammen? Wat zijn de gevolgen van de ziekte? Et cetera, et cetera.
Dus wat je ziet bij deze crisis, is de gewone werking van cultuur, uitvergroot. Uitvergroot, en in die zin is het een prachtige case, een prachtig voorbeeld van hoe cultuur werkt. In heel korte tijd samengebald zie je alle aspecten van cultuur naar boven komen. Plus natuurlijk ook alle uitwassen. De betekenisgeving in de vorm van complottheorieën. Verkeerde theorieën, beschuldigingen, valse voorwendselen, et cetera. Dus het hele mechanisme van een cultuur zie je als het ware in het geval van een coronacrisis gecondenseerd, geconcentreerd, bijna als in een laboratoriumsituatie, voorbijkomen. In die zin heel mooi materiaal voor cultuuronderwijs.
Maar wat ik tot nu toe beschreven heb, dus de waarneming, wat gebeurt er, wat zien we gebeuren, verbeelding, wat doen we, wat gaan we maken, hoe kunnen we dingen oplossen, de duiding en de analyse, zijn allemaal voorbeelden van wat ik zou willen noemen: eerste-ordecultuur. Dus cultuur die gericht is op het omgaan met een veranderende werkelijkheid.
Waar ik het nog niet over gehad heb, en daar wil ik nu naartoe bewegen, is de reflectie, die de crisis met zich meebrengt. Dus niet alleen nemen we waar, verbeelden we, duiden we en analyseren we wat er om ons heen gebeurt, maar je ziet dat de crisis ook tegelijkertijd een heel sterk proces van zelfreflectie met zich meebrengt. Zelfbewustzijn, en dat is natuurlijk cultureel zelfbewustzijn. Dat is waar ik het uiteindelijk over wil hebben. De behoefte en het vermogen van een cultuur om te reflecteren op zichzelf. In het nieuws en de media. In de kunsten en entertainment. In politiek, religie, maatschappelijk debat. En in wetenschap. Denk aan de psychologie, sociologie, antropologie en de geesteswetenschappen.
Wat je iedere keer ziet gebeuren, is dat de ervaring van verschil, die dus het startpunt vormt van het culturele proces, de ervaring van verschil, werpt ons ook altijd op onszelf terug.
Alleen, weer, in het alledaagse leven is dat nauwelijks merkbaar. Je bent je van jezelf bewust, maar niet heel sterk. Terwijl in zo'n situatie als corona zie je dat, omdat het verschil heel groot is, ook het zelfbewustzijn enorm versterkt wordt. Er is een hele grote behoefte om te bepalen wat er met ons gebeurt. Hoe we ons ten opzichte van de crisis kunnen, moeten verhouden. En zoals altijd wanneer de ervaring van verschil groot is, is er ook een grote behoefte om greep te krijgen op die ervaring. Om haar in beeld te krijgen, om er een vorm aan te geven, om haar te duiden en om haar te analyseren.
Nu, volgens mij, dat is wat je kinderen leert in en met cultuuronderwijs. Dat is waar cultuuronderwijs over gaat. Dat vermogen om greep te krijgen, vorm te geven aan de eigen ervaring en de ervaring van anderen, gedeelde ervaring.
En wat zie je dan ook in een situatie als de huidige, dus cultuuronderwijs in tijden van corona? Je ziet dat de hoeveelheid commentaren, columns, gedichten, cartoons, tekeningen, maar ook muziek, zang, beschouwingen, debatten, is schier onoverzienbaar. Het is gewoon enorm veel. Er is een enorme stroom van reflectie op gang gekomen, in alle vormen. Er is een enorme behoefte, kennelijk, en er is ook een enorm aanbod.
En dan denk ik niet alleen aan nieuwe dingen, die nu gemaakt worden, maar gewoon ook aan alles wat er al was. En waaruit mensen putten om die zelfreflectie, dat zelfbewustzijn op dit moment vorm te geven. En soms gaat het over de geschiedenis van de mensheid en soms gaat het over het niet op bezoek kunnen bij opa en oma. Ik bedoel, het spectrum is er weer een van het hele leven, van het allergrootste tot het allerkleinste. Dus niet alleen het hele grote, maar ook alledaagse ervaringen vragen om een vorm. En zoals ik al zei, niet alleen wordt er heel veel nieuws gemaakt, maar er is ook heel veel behoefte aan teruggrijpen op dat wat er al was.
Ik heb hier ook een klein bundeltje liggen, uitgegeven door stichting Plint, en dat heet DICHTER. En dat gaat ook over corona. De wereld staat stil en op z'n kop. En ik denk, het is er maar één, het is maar één uitdrukking van de onuitputtelijk veel vormen die op dit moment, of dingen die gemaakt worden om een vorm te geven aan die nieuwe ervaring.
En ook daarbij, dus ook in dat proces van cultureel bewustzijn, van reflectie kunnen we niet anders dan vanuit onze herinnering met de verandering omgaan. Het is altijd de herinnering die ons het materiaal biedt waarmee we eventuele vernieuwingen kunnen realiseren. Cultuur is recycling. Ook in tijden van corona.
Ik kijk even naar de chat, zijn er vragen over dit eerste deel over het algemene deel, voordat ik nu verderga? Misschien…
Ik heb zelf wel een vraag anders ook, Barend. Je zegt, je eerste stelling, dat het nu ontegensprekelijk is dat het belang van cultuuronderwijs nog duidelijker is dan anders. Maar toch merk ik dat, bijvoorbeeld bij ons in Vlaanderen, dat ze net zeggen van: Ja, moeten we nu niet net terugkeren naar de essentie en ons vooral focussen op de essentiële vakken? Zeker nu zeggen ze: We moeten die taal- en rekenvakken heel erg gaan inhalen. Dan komen dergelijke opdrachten weer meer naar de achtergrond. Ik denk dat daar toch ergens een spanningsveld op zit. Ik weet niet of je daar zelf nog bedenkingen of aanvullingen rond kan geven.
Dat is goed, dat je dat zegt. De stelling is ironisch bedoeld, hè. Het is ironisch, want ik denk van: als je nu nog durft te zeggen dat je niet weet waar cultuuronderwijs voor is, dan heb je het helemaal niet goed begrepen.
Maar ik denk inderdaad dat vrij veel mensen het niet goed begrepen hebben. Je hoeft alleen maar om je heen te kijken, dat bedoel ik. Je hoeft maar om je heen te kijken, met mensen te praten, ook met kinderen, en je ziet hoe groot die behoefte is. Hoe groot die behoefte is om te reflecteren, om dat bewustzijn te ontwikkelen van wat er met ons gebeurt, wat er is gebeurd, hoe we het willen, persoonlijk, samen, et cetera. Dus die behoefte is enorm. Dus vandaar denk ik, om die behoefte te kunnen bevredigen, heb je mensen nodig die dat kunnen, die dat als het ware voor kunnen doen, die die gedichten kunnen maken, die die columns kunnen schrijven. Maar je hebt natuurlijk ook mensen nodig, wij allemaal, die die gedichten kunnen lezen, die naar die films kunnen gaan, die naar die muziek kunnen luisteren.
Dus het is heel belangrijk dat zowel dat receptief als dat productief vermogen om te reflecteren, dat dat ontwikkeld wordt. Dat er desondanks heel veel mensen zijn die denken dat dat niet belangrijk is, dat vind ik ernstig. Dan heb je het dus niet goed begrepen.
Maar juist op dit moment kun je het wel heel mooi laten zien. En mijn fictieve voorbeeld van wat er vanochtend in alle klassen op de basisscholen gebeurd is, is, denk ik, helemaal niet fictief. Ik denk dat het echt zo gegaan is in alle klassen. Geen enkele leerkracht begint met taal en rekenen. Want dat is niet het allerbelangrijkste. Natuurlijk moet er gerekend worden, uiteraard, dat snap ik ook, heel belangrijk. Maar het is niet het allerbelangrijkste. Dus, ja, ik zie het probleem.
Tegelijkertijd denk ik van: dit is het meest uitgelezen moment om te laten zien dat het een schijnprobleem is, dat de tegenstelling tussen aan de ene kant taal en rekenen en aan de andere kant zelfbewustzijn, dat die niet klopt.
Waarbij ik overigens ook nog wel wil zeggen, daar zal ik zo ook nog even op terugkomen, dat dat hele culturele bewustzijn, dat vermogen om te reflecteren, daar heb je ook taal bij nodig. Niet alleen taal, maar ook taal. Ik bedoel, de tegenstelling klopt ook niet helemaal.
Zoals ik al zei, en jullie herkennen dat natuurlijk inmiddels, je kunt niet anders dan vanuit je herinnering, persoonlijke herinneringen en collectieve herinneringen, met verandering omgaan. Dat kan niet anders. Je hebt niks anders. Dus je grijpt altijd terug op herinnering. Dat is dus ook een pleidooi, dat heb ik al vaak gezegd, voor een grote herinnering. Hoe meer herinnering je hebt met z'n allen en individueel, hoe meer materiaal je hebt om met verandering om te gaan. Beelden, taal, kennis, et cetera. Dat is allemaal herinnering, waarmee je omgaat met die nieuwe situatie, die onzekerheid. Dat geldt ook voor het cultureel zelfbewustzijn. Ook in het zelfbewustzijn, ook binnen dat reflecteren op wat er met ons gebeurt, grijp je terug op herinneringen.
Ik wilde nu de vier vaardigheden kort langslopen, steeds in verband met corona, en dan iets langer stilstaan met name bij de twee centrale, dus de kunst en de verbeelding aan de ene kant en het conceptualiseren, het duiden aan de andere kant.
Maar eerst de waarneming, de zelfwaarneming. En de media die we daarbij gebruiken. Het lichaam. We proberen naar onszelf te kijken. En wat je ziet, is dat mensen opmerken wat er aan de waarneming van henzelf, hoe hun eigen waarneming veranderd is.
Er zijn een aantal dingen, die zullen jullie ook herkennen, die je bij heel veel mensen terughoort, dat is de ervaring van de stilte, die er plotseling is, de leegte. Het binnenblijven. De vertraging ook. We worden gedwongen te vertragen. Dat is een hele sterke ervaring, die heel veel mensen hebben.
Wat ik ook veel ben tegengekomen, zijn mensen die opmerken dat ze dieren weer horen, met name vogels. Soms dieren die de stad in komen, dat je die ziet. Maar dat zien we dan ook weer via anderen.
En ik heb één heel mooi voorbeeld van zelfwaarneming, in deze tijd van corona. Ik weet niet of jullie het hebben gezien, maar als je het niet gezien hebt, zou je het eens kunnen bekijken. Dat is een klein programmaatje dat op de Nederlandse televisie is na het programma Nieuwsuur. Dat is 's avonds om een uur of kwart over tien, dan is er een klein programmaatje, dat heet Frontberichten. En Frontberichten, dat is iedere avond, en dat duurt ongeveer tien minuutjes. Dat wordt gemaakt door mensen die in de zorg werken of in met de zorg verwante beroepen, dus ambulancemedewerkers, mensen die bij uitvaartcentra werken, en die maken dat programma met hun eigen mobiel. Dus die nemen zichzelf op in de loop van de dag, of de nacht, want het gaat ook om mensen die in de nacht werken, en die vertellen dan in hun mobiel wat ze meemaken en wat ze ervaren en hoe dat voor hen is.
Het is heel kort, maar zeker in het begin, nu begint het alweer wat te wennen, maar in het begin was het enorm indringend. Want je zag hoe mensen in, dat heet dan de frontlinie, ik heb daar wat moeite mee, ik zou dat ook niet Frontberichten hebben genoemd. Maar goed, het past wel een beetje bij de hele oorlogsretoriek die eromheen hangt. Maar afgezien daarvan, was het een hele interessante vorm van zelfwaarneming. Wij als cultuur kijken en horen en luisteren hoe we met de ziekte omgaan. Heel mooi gedaan. Een heel mooi voorbeeld van zelfwaarneming. Collectief dan, hè, collectieve zelfwaarneming. Beelden en verhalen over wat er gebeurd is, over de ervaring van mensen. Je ziet natuurlijk ook journalisten op allerlei gebied die proberen om die zelfwaarneming in beeld te brengen.
Tweede belangrijke punt, en voor ons, denk ik, toch vaak wat belangrijker nog, dat is de verbeelding. Dus hoe verbeelden we de ervaring? Ik wilde een kleine anekdote vertellen in verband daarmee. In maart al, eind maart, kreeg ik een verzoek van de afdeling Studium Generale van onze universiteit. Studium Generale, ik weet niet of jullie dat kennen, dat is een onderdeel van de universiteit. Zij verzorgen lezingen en debatten voor een breed publiek. Dus een manier om de wetenschap voor een breed publiek toegankelijk te maken. In Groningen is dat een hele sterke organisatie. Ze hebben heel veel lezingen, heel veel debatten. Heel actief altijd. En dat viel natuurlijk nu ook allemaal stil. Er kon niets meer gedaan worden.
Dus toen hebben ze een aantal wetenschappers, collega’s gevraagd om naar aanleiding van het coronavirus, de corona-epidemie, iets op de site te zetten, op hun site, over hun specifieke vakgebied. En aan mij hadden ze gevraagd om iets te vertellen over kunst. En een van de vragen die ze mij hadden gesteld, ze hadden mij een aantal vragen gegeven. Een van de vragen die ze mij hadden gesteld, was: wat leren wij van kunst in deze bijzondere tijden?
Toen heb ik een tijdje zitten nadenken. En toen heb ik opgeschreven, en ik citeer nu mijzelf: Kunst leert ons niets. Kunst helpt ons wel om greep te krijgen op onze ervaring door die ervaring in een vorm te gieten. Door haar in een vorm te gieten, kunnen we haar vasthouden en kunnen we erop reflecteren. Alleen of met anderen. Er is dus op dit moment, net als altijd, behoefte aan kunst die onze ervaring verbeeldt. Welke kunst dat doet, hangt af van wie je bent, hoe je het leven ervaart, welke bagage je meebrengt. Niet iedereen hoeft zich aangesproken te voelen door De Pest van Camus of door de Decamerone van Boccaccio.
Want dat is wat er gebeurde, ik weet niet of jullie het gemerkt hebben, maar er werd enorm teruggegrepen op een aantal canonieke werken. Onder andere De Pest van Albert Camus. En dat is mooi, maar niet voor iedereen. Er zijn heel veel mensen die dat helemaal niks zegt. Ik was dan bang, ik word dan bang, dan denk ik van: o, nu gaan heel veel mensen denken: o, De Pest ken ik helemaal niet. Wat is dat dan? En waarom moet ik dat dan? En moet ik dat dan ook opeens gaan lezen? Nee, dat hoef je helemaal niet te gaan lezen. Maar het is wel belangrijk dat er iets is. Poëzie, muziek online. Wat voor vorm dan ook, die je helpt om die ervaring een vorm te geven. En dat kan dus ook heel goed zijn: met elkaar zingen vanaf je balkon. Zoals wel gedaan is. Of muziek maken vanaf je balkon. Of… Liederen zingen. Bijvoorbeeld zoals nu met een Zoom. Dus dat iedereen vanuit verschillende plekken, enzovoort. Allerlei vormen waarin die verbeelding wel degelijk gebruikt wordt om de ervaring uit te drukken.
Niet alleen, voor mij was dat bijzonder, ik denk dat het bij jullie minder speelt, maar door die hele coronacrisis heen, speelde dus ook nog de herdenking van de Tweede Wereldoorlog, 4 en 5 mei. En dat is ook een moment dat heel veel zelfreflectie oproept. Of in ieder geval, eigenlijk zou moeten oproepen. En dat kwam dit jaar, ik weet niet of jullie het meegekregen hebben, maar dat kwam dit jaar in Nederland op een fantastische manier samen bij de herdenking op de Dam op 4 mei, waar niemand was. Ja, hoe bijzonder kun je het krijgen, gek genoeg. Het was eigenlijk heel bijzonder. En zowel de lezing van Arnon Grunberg in De Nieuwe Kerk, voorafgaand aan de herdenking, als de speech van onze koning, ja, waren heel bijzonder. Heel bijzonder als moment van stilte en reflectie op wie we eigenlijk zijn en waarom de dingen gaan zoals ze gaan, et cetera.
Dus mensen zoeken en vinden herkenning en troost. Op allerlei manieren. En dat is wat kunst doet. Nog even afgezien van enorm veel humor, die er ook is, hè. Het is geweldig hoeveel humor er is. Gekke filmpjes, goede cartoons, et cetera. Gelukkig wel. Ook een hele belangrijke manier om om te gaan met verandering en met verschil. En creatief.
Dus om even mijn column af te sluiten die ik voor Studium Generale heb geschreven, was mijn kunsttip, mijn kunsttip voor de thuisblijver is: ga na wat de kunstenaars waar je van houdt, je op dit moment te bieden hebben. En vraag, zoals je altijd al deed, mensen waarvan je de smaak kent en vertrouwt, naar wat zij de moeite waard vinden. Punt.
En dat kan 'coronart' zijn, maar dat hoeft niet per se. Is leuk, ik heb 'coronart' even gegoogeld om te weten… Het is al niet meer te tellen, zo veel coronakunst dat er is.
Dus verbeelding. Eigenlijk mijn stelling is: verbeelding doet eigenlijk wat het altijd doet. En dat doet het nu ook.
En omdat we oorspronkelijk gepland hadden om een gesprek te hebben met Gert Biesta, dacht ik: ik ga toch een beetje een verbinding zoeken met wat hij zegt over kunst. Vanuit mijn perspectief, dat is ook iets wat ik, denk ik, weleens eerder heb gezegd, is kunst dus wel degelijk functioneel. Kunst heeft een hele belangrijke functie, vanuit mijn perspectief, een antropologische functie. Namelijk dat vormgeven en daarmee greep krijgen op de ervaring. En dat zie ik als de autonomie van de kunst. Dus kunst is autonoom voor zover het die specifieke functie vervult.
Dus als je muziek aanbiedt op school omdat je denkt dat kinderen er beter van kunnen gaan rekenen… Dan is kunst niet autonoom. Maar als je muziek aanbiedt omdat je daarmee kinderen helpt om hun ervaring een vorm te geven of een ervaring van een ander een vorm te geven, dan gebruik je muziek autonoom. Dus autonoom betekent voor mij niet dat kunst nergens naar verwijst, dat kunst niet over de werkelijkheid zou gaan.
Autonomie betekent voor mij dat kunst op een heel specifieke manier over de werkelijkheid gaat. Anders dan andere vormen van cultuur. Anders dan een betoog, anders dan een analyse, anders dan een verslag probeer je met kunst die ervaring vast te houden. In haar ambiguïteit, in haar dubbelzinnigheid. In haar ongrijpbaarheid ook. Dat is heel moeilijk. Daarom hebben we volgens mij ook zo veel bewondering voor mensen die dat kunnen. Er is iemand die een gedicht kan schrijven waarin wij herkennen dat die ervaring is blijven bestaan. Dat waarderen we. Goed.
En daar ben ik het dus heel erg eens met Gert Biesta. Die dat ook eigenlijk zegt over kunst. Hij zegt, ik citeer hem hier: Along these lines… Along these lines, then, art appears as the ongoing existential challenge of trying to be in and with the world. Of trying to be at home in the world.
Dat is, denk ik… Als ik met hem in dialoog zou zijn gegaan, zou ik gezegd hebben: Dat is precies wat ik bedoel als ik zeg een vorm geven aan de ervaring. Dus niet zoals in heel veel andere vormen van cultuur die, sorry, die ervaring vervangen door iets anders, iets abstracts, een begrip, een betekenis, een structuur, maar die ervaring er laten zijn. En daarmee dus ook de ervaring van verschil. Ik denk dat alle kunst die ons aanspreekt, dat voor ons doet. Dus voor mij zit de autonomie van de kunst in de specifieke functie die kunst heeft.
Een tweede punt, dat ik ook wilde bespreken, dus niet alleen die autonomie van kunst, maar er is nog een ander punt, dat Gert Biesta ook steeds benadrukt. Dat is dat hij zegt dat kunst over de wereld moet gaan. Voor mij is dat absoluut vanzelfsprekend. Kunst gaat over de wereld. In Cultuur in de Spiegel noemen we dat het onderwerp. Het moet ergens over gaan. En dat waar het over gaat, dat is wat Gert Biesta noemt 'de existentie'. Wat ik zou noemen 'het leven' of 'het bestaan' of 'de ervaring'.
Het bestaan, en dat ben ik honderd procent met Gert Biesta eens, is het hart van het cultuuronderwijs. Wat wij leerlingen proberen te leren, is hoe ze op dat bestaan kunnen reflecteren. In allerlei vormen, onder andere door verbeelding. Door gedichten te maken, door muziek te maken. En niet alleen door te maken, maar ook door gedichten te lezen. Naar shows te gaan, naar dans te kijken, et cetera.
Tot zover de verbeelding. Zelfbewustzijn door verbeelding.
Duiding, derde stap. We hebben waarneming gehad, zelfwaarneming, zelfverbeelding. Nu krijgen we zelfduiding.
Wat betekent het wat er gebeurt? En het medium van de duiding, weten jullie, het medium van de duiding is niet het voorwerp, niet het object, niet de dans, niet de muziek. Het medium van de duiding is de taal. En dit is interessant, hier komt de taal op de voorgrond te staan. Met welke woorden spreken we over onszelf in tijden van crisis? Zitten we in een oorlog? Is er sprake van een frontlinie? Is het virus inderdaad Chinees? Wat is normaal? Enzovoort, enzovoort.
De taal is essentieel. De taal maakt de betekenis. De betekenis maakt de taal. Daarom is het, denk ik, zo goed ook wat Tom-Jan Meeus schreef, dat een heel belangrijk aspect van cultureel zelfbewustzijn denk ik, gevoeligheid voor taal is. Gevoeligheid voor de woorden die mensen gebruiken.
En, ik weet niet hoe jullie het hebben, maar ik had toen ik voor het eerst hoorde bijvoorbeeld over helden, de helden in de zorg, dan gaan bij mij alle bellen rinkelen. Dan denk ik: oei, jongens, pas op, pas op. Wat gaan we nu doen? Want er wordt een soort mythologie gecreëerd. En ik snap de behoefte wel, maar toch vind ik het eng.
Dus… Wat je hebt gezien de afgelopen weken, of eigenlijk maanden, is inderdaad een eindeloze stroom columns, beschouwingen, debatten, et cetera over wat dit allemaal betekent. Heel belangrijk woord ook in deze context is: solidariteit. Dat is wel heel interessant, hè, nog geen jaar geleden ging het allemaal over excellentie en nu gaat het opeens over solidariteit, wat toch iets heel anders is. Als ik solidariteit hoor, dan denk ik: van wie eigenlijk? En met wie? Wie is met wie solidair in deze tijd?
Wat ik heel opvallend vond… ironisch… is hoe vaak men de afgelopen weken precies dezelfde dingen hoorde als voor de crisis, waarbij de auteur vooral het eigen gelijk bevestigd zag in de crisis. We hebben ze allemaal voorbij zien komen. Harari, nog geen week na de lockdown. Žižek, Agamben, Latour. Ze buitelen over elkaar heen om hun eigen gelijk bevestigd te zien. Dat is belangrijk, dat snap ik ook. Het is goed dat er intellectuelen zijn die proberen de situatie te duiden waarin we ons bevinden, maar het is ook gevaarlijk. Omdat het zo snel is en dat komt de kwaliteit niet altijd ten goede.
Ik citeer een studente uit Cambridge, die op 25 april schreef over wat er in Cambridge gebeurde. Ik citeer: De coronacrisis biedt ons de unieke mogelijkheid om onze oude manieren van doen te heroverwegen en uiteindelijk een nieuw vocabulaire op te bouwen om uitdrukking te geven aan een wereld die nooit meer dezelfde zal zijn. Dat lukt niet wanneer we haastig toesnellen op de pandemie om haar vervolgens weergaloos in te kaderen binnen theoretische discoursen die ons precoroniale denken typeerden. Dat is volgens mij heel raak geformuleerd. Precoroniaal, hè, niet prekoloniaal. Wat beter werkt, zegt zij, is om tijd te nemen voor bezinning. Die studente heet trouwens Simone Eringfeld, studente aan Cambridge, die een column schreef in de krant.
Goed, de duiding, de talige duiding is altijd sociaal. Talig en taal staat bij gratie van de groep. De duiding bewerkstelligt en is zelf het gevolg van socialisatie, groepsvorming. Heel klein detail.
Dat was, denk ik, waarom Susan Sontag, de Amerikaanse kunstcritica en essayiste, zich zo heftig verzette tegen duiding van kunst. In haar beroemde essay Against Interpretation schreef ze dat ze eigenlijk een weerzin voelde tegen het omzetten van een kunstervaring in taal, in abstracte begrippen. Zij pleitte er dan voor… Is een heel beroemd citaat, hè. Zij pleitte voor wat zij noemde 'an erotics of art'. En met 'an erotics of art' bedoelde ze eigenlijk dat de ervaring ook in de receptie van de kunst belangrijker zou moeten zijn dan de duiding in woorden, in taal. Goed, dat is een detail.
Dus we hebben gehad: de zelfwaarneming. We kijken naar onszelf, we luisteren naar onszelf. We hebben de zelfverbeelding gehad. We geven een vorm aan onze eigen ervaring, receptief en productief. En we hebben de duiding gehad. We proberen wat ons overkomt met woorden, met taal betekenis en ook waarde toe te kennen. Betekenis geven en waarde toekennen. Waarbij ik nog steeds wil zeggen: Dit is dus wat je met leerlingen ook kunt doen, hè. Dit is cultuuronderwijs. Met leerlingen proberen om inderdaad die ervaring vorm te geven, te duiden, waar te nemen.
Er is nog één aspect over, dat is de analyse, uiteraard. Ook dat hebben we gezien, er wordt veel geschreven en ook gestudeerd op wat deze ervaring, wat deze gebeurtenis nu voor ons betekent in termen van wetenschap, van analyse. Wat doet dit met ons? Wat doet deze ervaring met het individu? Wat doet de ervaring met het collectief?
En ik hoorde net, voordat… Ik heb steeds de neiging te zeggen: Voordat de uitzending begon… Maar… Voordat we hiermee begonnen, hoorde ik de naam van Dirk De Wachter vallen, een Vlaamse psychiater. Ik heb van hem ook een heel interessant interview gezien waarin hij ook ingaat op hoe hij denkt dat mensen hiermee omgaan. Hij ziet zowel voordelen als nadelen, een heel genuanceerd beeld daarvan geeft hij.
Dus psychologen en psychiaters, maar ook sociologen en antropologen vertellen ons wat er met ons gebeurt of wat er met ons zou kunnen gebeuren, nu we elkaar niet meer kunnen aanraken. Nu we geconfronteerd worden met een gevaar dat eigenlijk heel ongrijpbaar is, daar begon ik ook mee. Ze wijzen op een mogelijk gevaar van de strijd tussen generaties. Dat vind ik zelf een heel interessant punt, dat moet nog komen straks, als de economie echt problematisch wordt. Wie betaalt? Wie gaat betalen voor deze enorme kosten? Strijd tussen generaties, en de eenzaamheid. De eenzaamheid die dit voor veel mensen met zich meebrengt.
De analyse is altijd een poging om een structuur te ontdekken. Als je analyseert, dan probeer je niet je wil aan de wereld op te leggen. Als je analyseert, probeer je met de wereld mee te bewegen. Dat is kennis. Je zou zeggen: kennis is eigenlijk niets anders dan je denken door de wereld te laten vormen in plaats van je denken aan die wereld op te leggen. Zoals je doet als je verbeeldt of als je duidt. Als je verbeeldt en als je duidt, dat zijn assimilerende vaardigheden. Dan leg je in feite jouw orde aan de werkelijkheid op. Terwijl als je analyseert, dan laat je die werkelijkheid op je inwerken en probeer je erachter te komen hoe die werkelijkheid is.
En dan zitten we dus op het gebied, en dat is natuurlijk ook weer enorm interessant, want dat heeft het coronavirus in ieder geval wel bewerkstelligd, daar ben ik in ieder geval als wetenschapper heel blij om, dat de feiten gewoon weer terug zijn. De feiten zijn terug en de logica is terug. Op hun eigen gebied, hè, niet alom terug, maar gewoon op hun eigen gebied. Er zijn specifieke gebieden, daar heb je feiten nodig, logica nodig en dan moet je onderzoek doen en dan ontdek je bepaalde dingen en daar kun je dan iets mee.
Dus ik ben heel blij dat er wat dat betreft een soort evenwicht weer is tussen aan de ene kant duiding en verbeelding en aan de andere kant waarneming en analyse. Die accommoderend is. En het is ook weer heel belangrijk dat we leerlingen ook die analyse leren in het cultuuronderwijs. Leer kritisch te zijn. Leer na te vragen wat oorzaken zijn, wat feiten zijn. Wat cijfers betekenen. Wat grafieken betekenen. Ook dat is cultuuronderwijs, uiteindelijk. Dus het hele spectrum vanaf de waarneming tot en met de analyse, samen, vormt een uitgebalanceerd, in mijn ogen, een uitgebalanceerd, een evenwichtig cultuuronderwijs. Assimileren en accommoderen. Goed.
Wat ik nu gedaan heb, dus ik heb het eerst gehad over cultuur op eerste-ordeniveau. Er komt iets op je af, er komt een verandering op je af, daar moet je mee omgaan. Daar ga je mee op, sorry, daar ga je mee om met de verschillende strategieën die je hebt.
Vervolgens gaan we naar dat tweede-ordeniveau, het niveau van het zelfbewustzijn, waarbij het verschil je dwingt naar jezelf te kijken. En ook dat kun je weer op die verschillende manieren doen. Waarnemen, verbeelden, duiden en analyseren.
Dus al met al is de coronacrisis naar mijn gevoel een prachtig voorbeeld en eigenlijk een hele mooie case van hoe cultuur werkt, gecondenseerd, zeg maar, in een gecondenseerde vorm. En waar je ook heel mooi kunt laten zien, ook aan leerlingen, niet alleen aan leerlingen natuurlijk, maar waar je heel goed kunt zien de complexe dynamiek van cultuur. Hoe die verschillende vaardigheden samenwerken, tegen elkaar ingaan, elkaar aanvullen. En hoe je natuurlijk ook nog binnen iedere vaardigheid allerlei verschillende opvattingen hebt, al die verschillende kunstwerken, al die verschillende duidingen, al die analyses en dat allemaal tegelijkertijd en ook nog eens in een enorm hoog tempo. Dankzij de digitale media.
En ik denk dat dat deze crisis uniek maakt. Deze crisis is in ieder geval uniek door die digitale media. Die het hele proces onwaarschijnlijk snel gemaakt hebben. Soms heb ik weleens het idee dat onze manier van leven met de digitale media sneller is dan een virus. Ik bedoel, we zijn twee maanden in quarantaine geweest. Ik denk als ze dat in de middeleeuwen gehoord hadden, dan hadden ze gelachen. Twee maanden? Wat is nou twee maanden? Dat is helemaal niks. Maar wij vinden twee maanden vreselijk lang. Twee maanden, dat kunnen we helemaal niet meer, dat is veel te veel. Wij zijn een heel ander tempo gewend. Dat is interessant om te zien. Goed.
Wat al die zaken met elkaar gemeen hebben… Zelfverbeelding, zelfwaarneming, zelfanalyse, zelfduiding. Wat al die zaken met elkaar gemeen hebben, is dat ze duidelijk maken dat er in de samenleving en bij mensen individueel een enorme behoefte bestaat om hun ervaring, juist omdat die zo vreemd is, te verbeelden, te duiden en te analyseren.
En, en daar zou ik mee willen afsluiten, dat is dus precies wat we leerlingen in cultuuronderwijs leren. Dat leren we ze. Of we dat nou doen in museumeducatie of dat we dat doen in muziekeducatie of in literatuur. Dat leren we ze. We leren ze eigenlijk niets anders dan hun ervaring en de ervaring van anderen op allerlei manieren, receptief en productief, vorm te geven. Ook in coronatijd, zou ik bijna zeggen. Ook in coronatijd, zeker in coronatijd. Maar helemaal niet alleen in coronatijd.
Dus aan de ene kant receptief. Leer leerlingen receptief hoe ze hun ervaring kunnen herkennen in beelden, in verhalen, in kunst, in beschouwingen, die er al zijn. Receptief kunstonderwijs is ook heel belangrijk. En ik verwijs naar een artikel van Lode dat hij geschreven heeft samen met Willem Elias in het boek Arts Education Beyond Art. Daar breken ze een lans voor receptieve kunsteducatie. Dat is de ene kant.
De andere kant is natuurlijk de productieve kant. Leerlingen leren zelf de instrumenten te beheersen om die ervaring uit te drukken, om die ervaring te duiden. Om die ervaring waar te nemen, te zien. Kinderen leren naar zichzelf te luisteren, naar zichzelf te kijken. Die ervaring een vorm te geven. Te kleien, muziek te maken, te tekenen, et cetera, et cetera.
En wat mij betreft, zou ik heel erg willen pleiten voor, en dat is in lijn met waar ik mee begon, met Tom-Jan Meeus. Ik zou willen pleiten voor behoedzaamheid. Voorzichtigheid. En zorgvuldigheid. Voor een evenwicht tussen de verschillende vaardigheden. Evenwicht tussen de vaardigheden en evenwicht tussen productie en receptie. Surtout, pas trop de zèle, een Franse uitdrukking, vooral niet overdrijven. Nee, dat… Daar ben ik het ook heel erg mee eens. Niet overdrijven.
En het gevaar dat ik op dit moment zie, en dat is dan echt waar ik mee wilde besluiten, het gevaar dat ik zie tegenwoordig, is inderdaad de snelheid van de media. Soms ben ik bang dat we ons bewust moeten verzetten, of vind ik dat we ons bewust zouden moeten verzetten tegen die enorme stortvloed inderdaad van meningen, van ideetjes, van productjes, et cetera, die over ons heen wordt uitgestort. Hoe we dat moeten doen, weet ik nog niet, maar dat is dan misschien de uitdaging voor de komende tijd. De snelheid waarmee alles gebeurt, het informeren, het bedenken, het duiden en het analyseren, wordt volgens mij ons dringendste probleem in de toekomst. Hoe raken we uit de draaikolk waar we in terecht zijn gekomen?
Tot zover, voorlopig.
Ik kijk even naar Katrien.
Er is hier een reactie van Greet. Greet, lees jij ze graag zelf voor?
Ja, ik zal proberen ze terug te vinden. Ja, dat in de praktijk… Ah, ik wilde ook nog wel zeggen, professor, dat het in Vlaanderen ook wel meevalt dat effectief alle leerkrachten van het middelbaar vrijdag ook zullen starten met het bevragen van hoe het met de leerlingen gaat in plaats van direct in de leerstof te vliegen, in Mol althans.
Maar wat wij in de praktijk ook wel merken… Wij zijn eigenlijk verplicht, we hebben opgelegd gekregen om aan dat aanloopleren te doen. Dus er is echt een selectie gemaakt van de vakken die zogenaamd belangrijk zijn. En binnen die vakken mag dan de essentiële leerstof aangeboden worden en dat gebeurt tot nog toe allemaal digitaal. En ik moet zeggen dat we eigenlijk onderhand het digitale en het schermpje kijken beu zijn. Omdat zowel het onderwijs, dus het aanreiken van leerstof digitaal gebeurt, maar ook filmpjes, Facebook, sociale media, alles verloopt momenteel blijkbaar via een scherm. En ik heb ook het gevoel dat daar de maat een beetje vol is zo.
En wat wij ook merken, is dat we heel veel leerlingen niet bereiken. Het is ook heel makkelijk om je achter een schermpje te verschuilen. Zoals je dat eigenlijk hier ook een beetje merkt. Het is heel moeilijk om menselijk contact te hebben als je elkaar niet oog in oog kan kijken, je mist de lichaamstaal, de mimiek. Dat geeft toch wel een verschraling of een verarming van het hele gebeuren en het leven eigenlijk op zich een beetje.
Ja, volgens mij… Dat klopt natuurlijk. Je zou kunnen zeggen, dit is ook alweer een heel belangrijk aspect van die reflectie. Dat is dat wij ons er heel erg bewust van worden dat digitaal contact niet in de plaats kan komen van echt contact. Want dat lijkt me… Iedereen voelt dat gewoon heel sterk. Dus dat kan niet eindeloos doorgaan.
Het andere wat je zei, over die richtlijnen die jullie als docenten hebben gekregen. Dan kun je natuurlijk zeggen: wie komt er met die richtlijnen? Waarom komen ze met die richtlijnen? Wie bedenkt dat? Maar je zou ook kunnen denken, dat heb ik in Nederland gemerkt, dat is dat er een aantal docenten zijn die hebben gezegd: Wacht eens even, wij zijn degenen die het onderwijs de afgelopen twee maanden draaiend hebben gehouden. Wij zijn degenen die onmiddellijk overgestapt zijn op digitaal onderwijs. Wij hebben ons in allerlei bochten gewrongen om dat zo goed mogelijk te doen. Nu moeten jullie ons niet opeens gaan vertellen hoe wij les moeten gaan geven. Er is een sterke beweging van verzet tegen top-downmanagement in het onderwijs gaande. En die komt voor een deel hieruit voort. Ik wil niet pleiten dat jullie nu een revolutie moeten gaan plegen, maar ik bedoel, je zou toch kritische kanttekeningen kunnen stellen bij zo'n decreet, als het ware, zo'n beleid.
Ja, ik heb de indruk dat het gewoon allemaal zo snel gaat. Dat het zo een beetje roeien was met de riemen die we hadden. De regels veranderden zo snel, in een heel onzekere omgeving eigenlijk. Waardoor ik het gevoel heb dat mijn collega's, en ik ook, murw zijn, zo van: oei, oei, wat gebeurt er? Dat we niet meer de reflex hebben om kritisch onze stem ook nog te laten horen. Nu gaat het dan weer over evalueren en wel of geen proefwerken en stages. En alle hygiënemaatregelen en de ontsmetting en de routes die moeten gevolgd worden en opvang van kwetsbare kinderen. Er komt zo veel praktische rompslomp bij dat er precies geen ruimte meer is om kritisch na te denken en even stil te staan en te reflecteren op dit moment. Dus, ja, ik denk dat het achteraf een heel interessante periode zal worden om hierop terug te kijken, eens de vakantie misschien gestart is.
Ja, ja. Maar ik vind het wel mooi wat je zegt over dat je murw bent. Dat is natuurlijk best een heel groot gevaar, dat je zo veel praktische dingen moet regelen dat je inderdaad geen puf meer hebt om ook inhoudelijk nog kritisch te zijn.
Er zijn ook twee van onze experten niet aanwezig, gewoon omdat ze zo overspoeld waren door al die maatregelen in het onderwijs op dit moment dat ze het gewoon niet konden bolwerken. Ze zeiden: Ik heb nog nooit zo hard gewerkt in mijn leven.
Ja, ik zie dat ook. Ik heb het zelf gemakkelijk, maar ik zie dat echt bij collega's. Je hoort altijd maar over, ah, de leerlingen, en de werklast voor de leerlingen, maar ik zie leerkrachten echt crashen, echt waar. Zeker zij die thuis zitten met jonge kinderen, die plots al dat digitale, online, die leertoestanden onder de knie moesten krijgen, uitproberen. Daar is zo hard gewerkt, nog altijd. Ik weet niet welk punt ik hier nu eigenlijk wil maken.
Ook cultuuronderwijs start wel met de leerkracht die in rechtstreeks contact staat met die leerlingen. Dat lijkt mij de sleutel tot een goed cultuuronderwijs. En ik heb het gevoel dat dat soms een beetje over het hoofd gezien wordt, de essentiële rol van die leerkrachten. Ook nu.
Ik kan het er alleen maar heel erg mee eens zijn. Ja.
Ja, wij zijn gestart met een soort van lessenmappen met als titel: Eerst verbinding en dan lesgeven. Allerlei tips rond cultuuronderwijs om eigenlijk bij die eerste opstart terug vooral met de leerlingen in dialoog te gaan en met behulp van cultuur inderdaad te gaan reflecteren over hoe dat zij daar nu mee omgaan, daar betekenis aan geven.
Maar als ik dan eventjes mag. Sylvia heeft bijvoorbeeld een aantal dingen doorgestuurd vanuit Nederland. Ze heeft veel bronnen in Nederland. Dan heb ik echt de indruk dat ze daar veel verder staan. In het beleid ook en het begrip voor, de ondersteuning van cultuur in onderwijs. Klopt dat? Of…
Ik vind dat moeilijk om te vergelijken omdat ik de situatie in Nederland goed ken, maar de situatie in Vlaanderen niet zo goed ken. Dus ik durf dat niet zo heel goed te zeggen.
Katrien heeft daar misschien... en Lode hebben daar, denk ik een...
Ik denk dat het ook te maken heeft met… Ja, het wisselt gewoon. Ik denk inderdaad op dit moment met de huidige beleidsnota die voorligt dat er, op het eerste gezicht althans, veel minder aandacht is voor cultuur. We hebben in de vorige legislatuur een aantal projecten kunnen opstarten, zoals Kunstkuur. Ik had het gevoel dat er toen wel meer animo was en aandacht voor cultuuronderwijs, ook in die beleidsnota. En nu missen we dat wel een beetje. Dus ik hoop dat de impact daarvan op het terrein beperkt blijft. Maar er is zeker wel een tendens. De besparingen op de cultuursector zeggen ook al zo veel, hè. Lode, ik weet niet, vul jij graag aan? Of andere mensen?
Een vergelijking Vlaanderen-Nederland is alleszins heel moeilijk, denk ik. Op beleidsniveau zou je die nog kunnen maken. Dat is hetgeen wat Katrien net schetst. Alleszins de kant van Vlaanderen. Maar wat gebeurt er in de scholen en bij de leerkrachten? En welk materiaal gebruiken zij? En vooral, met hoeveel zelfvertrouwen en opwerpend vermogen pakken zij het cultuuronderwijs aan?
Ik denk dat daar toch wel een beetje een verschil is in Vlaanderen. Dat er heel veel twijfel nog is, en dat zal zeker in deze coronatijd niet minder zijn. Heel veel twijfel bij veel leerkrachten over, als het dan specifiek over cultuur gaat, hoe moet ik hieraan beginnen? En dat er toch een soort van zoektocht is naar materialen die niet altijd voorhanden zijn en nu op hele korte termijn nog moeten gemaakt worden, allicht. Dat is echt iets heel belangrijks. Er wordt dan vaak naar boven gekeken, in figuurlijke zin, naar de onderwijskoepels. En wij zitten met een zeer centraal georganiseerd systeem in Vlaanderen. Terwijl het mijn gevoel is dat in Nederland dat veel meer lokaal georganiseerd is en dat de leerkrachten zich ook vaak iets vaardiger voelen of met iets meer zelfvertrouwen dat beginnen aan te pakken.