Het digibord van Plint
Les bij poëzieposter Kei. Groep 5 tot en met 8.
Tekst van het gedicht genaamd 'kei':
Kei
hij was groot
hij was rots
van heel hoog
keek hij trots
in het del
maar hij brak
en hij viel
en een
beek
nam
hem
mee
naar
de
zee
hij werd
rond
door het
zand
werd een kei
op het strand
bij de zee
Kei
Dichter Frank Eerhart
Beeld Marthe van Herk poëzieposter nr 1132
Deze poëzieles werd geschreven door Jos van Hest. Hij is dichter, poëziedocent, presentator en geeft poëzieworkshops op scholen, in bibliotheken en in gevangenissen. Verbonden aan de School der Poëzie, Amsterdam. Via Stichting Schrijvers School Samenleving werkt hij met kinderen, jongeren, ouderen op allerlei plekken. Gedichten van hem verschenen als kaart en als poster bij uitgeverij Plint.
Groep: 5 tot en met 8
Nodig: Poster met het gedicht (of het gedicht op het digibord), evenveel exemplaren van het gedicht op papier als er subgroepjes zijn, kladpapier en pen, mooi papier, een grote verzameling kiezelstenen in ieder geval voor elk kind een.
Over de dichter Frank Eerhart
Frank Eerhart (1948) schrijft gedichten voor kinderen en volwassenen en is ook beeldend kunstenaar. Hij is een van de oprichters van uitgeverij Plint. Bekende Plintposters van hem zijn: Klein beginnen, ik zie de zee en wie is wie. http://frankeerhart.nl
Over de kunstenaar Marthe van Herk
Marthe van Herk is bekend als de knipkunstenaar achter Whispering paper. Ook dit beeld is helemaal uitgeknipt. http://www.whisperingpaper.com/about-whispering-paper/
1. Introductie
Bekijk met de kinderen de poster. Praat samen over wat er allemaal op te zien is. Waar lijkt de grote vorm op? Hoe zouden die kleine vormen zijn gemaakt? Wat hebben die kleine vormen met de grote vorm te maken?
2. Gedicht lezen en bespreken
Lees het gedicht voor. Vraag daarna wie het ook wil voorlezen. Een goed gedicht kan ertegen om een paar keer hardop gelezen te worden. Verandert het gedicht als je het voor de tweede keer, voor de derde keer hoort? Als iemand het langzaam of juist vlug voorleest?
Vraag de kinderen wat er in het gedicht gebeurt. Hoe begint het leven van de kei? En hoe eindigt het in het gedicht? Wat zou er daarna kunnen gebeuren? En hoe begon het leven van de rots? Wat valt er verder op aan het gedicht? Het zijn allemaal korte woorden van één lettergreep. Welke woorden rijmen? (rots / trots; mee / zee; zand / strand; hij / kei; ) Welke woorden rijmen een beetje op elkaar? (groot / hoog; rond / zand; brak / beek;). Hoeveel regels heeft het gedicht? Waarom, denk je, staat er op sommige regels maar één woord? Wordt het gedicht anders als er in plaats van
"maar hij brak
en hij viel
en een
beek
nam
hem
mee
naar
de
zee"
zou staan: maar hij brak en hij en een beek nam hem mee naar de zee
Het kan leuk zijn om met elkaar het gedicht analytisch te bekijken, maar houd het gedicht wel heel en levend.
3. Het gedicht spelen
Maak ruimte in het klaslokaal of ga samen naar de gymzaal. Zorg voor evenveel afdrukken van het gedicht als er straks subgroepjes zijn. In de eerste vijf regels van het gedicht is de kei nog een grote rots die trots naar beneden in het dal kijkt. Vraag de kinderen om te gaan staan alsof ze een grote rots zijn die trots naar beneden kijkt. Dat doen ze individueel. Laat ze zo goed naar elkaar kijken. Welke rots is het grootst, het hoogst, het stevigst, het meest trots?
Verdeel de groep in groepjes van vier, vijf leerlingen. Geef de groepjes de opdracht om met zijn allen te staan als één stevige rots. Elk groepje heeft een verteller die het gedicht bij zich heeft en die de eerste vijf regels van het gedicht zegt. De groepjes laten zich aan elkaar zien als rots. Wat voor verschillende vormen kunnen de rots hebben?
Volgende opdracht: Hoe kunnen twee groepjes met elkaar één rots vormen? Uitproberen en laten zien! En hoe doen drie groepjes het? En alle groepjes bij elkaar?
Terug naar de oorspronkelijke groepjes. De groepjes bespreken met elkaar wat er verder gebeurt in het gedicht en hoe je dat kunt laten zien: breken, uit elkaar vallen, meegenomen worden door de beek, ronder worden, op het strand tot stilstand komen. Uitproberen, oefenen, afspraken maken en laten zien. In elk groepje zegt een verteller het gedicht. Laatste opdracht: De hele groep is één rots. Terwijl je het gedicht leest, valt de rots uit elkaar in evenveel keien als er kinderen zijn.
4. Woorden verzamelen voor een nieuw gedicht
Terug in de klas. Laat elk kind uit een verzameling kiezelstenen er een kiezen. Vertel ze dat hun kiezelsteen vroeger ook rots is geweest en dat ze o een kladblaadje losse woorden gaan schrijven die bij hun eigen steen horen. Gebruik daarvoor de volgende vragen:
- Kijk goed naar jouw steen en teken hem na.
- Schrijf losse woorden op over hoe je steen er uitziet: de kleur, de vorm, de bovenkant, de zijkant. Hoe zou jouw steen er in de regen uitzien? Waar lijkt je steen op?
- Waar ruikt jouw steen naar? Hoe voelt je steen aan? Schrijf op.
- Je steen heeft ooit broers en zussen, een vader en een moeder, een opa, een oma gehad. Schrijf losse woorden op over zijn of haar familie. Zal je steen iemand van de familie ooit terugzien?
- Net als de kei van het gedicht heeft jouw steen veel meegemaakt. Schrijf losse woorden op wat jouw steen allemaal heeft gezien; gevoeld, gehoord, geroken, geproefd en meegemaakt. Kijk naar de poster. Daarop zie je ook allemaal dingen die de kei heeft meegemaakt.
Je kiezelsteen is ergens bang voor. Bedenk iets en schrijf er een paar woorden over op.
- Je steen heeft een grote wens. Bedenk iets en schrijf er een paar woorden over op.
- Luister naar je steen. Hij of zij zegt iets. Schrijf op wat je steen zegt.
5. Een nieuw gedicht schrijven
Met hulp van de woorden op hun kladblaadje schrijven de kinderen een gedicht van een stuk of twaalf korte regels. (Laat ze naar het Kei-gedicht kijken. Op de langste regel staan drie woorden, op de kortste maar één). Niet alle woorden van het kladpapier komen in het gedicht voor, alleen de belangrijkste. Het gedicht hoeft niet te rijmen, misschien hier en daar per ongeluk een beetje of half. In het gedicht is de kiezelsteen aan het woord: de steen is een "ik" die praat. Het mag in het gedicht niet duidelijk zijn dat het om een sprekende kiezelsteen gaat. Het mooiste is als dat geheim blijft. alleen als je het goed leest, kun je het snappen. Is het gedicht af? Op een mooi papier in het net overschrijven! Eventueel met een tekening van de steen erbij.
6. Voorlezen en genieten
Na het schrijven komt de beloning: voorlezen en luisteren!