Kobe Desramault - transcriptie
Mijn grootvader was visboer, ja, Karel was visboer en m’n grootmoeder hield het café-restaurant open. M'n moeder haar moeder had een restaurant op de Rodeberg. M’n tante heeft dat toen overgenomen. En toen is m'n moeder, dus m'n vader was fotograaf, en die wilden een café beginnen hier in Dranouter. Dus zijn ze een café begonnen in de boerderij. Toen zijn ze begonnen met een boterham geven, en zulke dingen. Heel simpel allemaal.
Als kind was het zalig om thuis te komen, in de keuken, waar mensen aan het werk waren, en die geuren. Dat was gewoon thuiskomen in de keuken en er was altijd die bedrijvigheid. Er was van alles aan het bakken, en fonds aan het koken. Je kunt dat niet… Dat was het gevoel van thuiskomen.
Tot m’n twaalf jaar of zo was ik altijd bezig in de keuken. Vooral taartjes bakken en rond m'n moeder hangen in de keuken. Alhoewel m’n moeder niet veel tijd had voor ons, konden we ons wel vrij goed amuseren hier. Dat was misschien ook gevaarlijk, omdat we iets te veel alleen mochten rommelen.
Als kind lustte ik niks. Dat is ook merkwaardig, hè. Ik moest niets hebben als kind. Ik at spaghetti met potsuiker.
Dan van m’n twaalfde tot m'n achttiende was dat… Niets meer. Omdat… Maar in school… Ik heb… Ik heb nooit echt iets gevonden. Ik was altijd bezig met tekenen, het grafische en creatief zijn. Maar nooit iets dat opgelegd werd. Ik was zo altijd een beetje een artiest die z'n vrijheid moest hebben. Ik kon niets doen… Die echt opgelegde opdrachten, daar stopte het dan. Een beetje… Een puberale vorm van anarchie.
Ik was zelfs een periode strijdertje, vegetariër. Toen waren we bezig met graffiti en zo. Toen een keer… Ik zat me overal te taggen, dus onze tag zetten, met een paar maten.
Eigenlijk op m'n achttiende moest ik een richting kiezen, moest ik op leercontract, want ik had op school geen opties meer. En toen is dat… Ben ik maar kok geworden.
Ik deed iets wat ik graag deed, maar het was geen ambitie om daarin verder te gaan. En eigenlijk de grootste klik is toen gekomen bij… Dat was… Ik had toen twee jaar leercontract gedaan. Dat was goed verlopen, op het einde, het begin ging moeilijk. En toen wilde ik op een andere plaats gaan werken. Dat was de gewoonte, na twee jaar ga je op een andere plaats werken. Maar toen zat er hier ook iemand, een goede vriend van m’n moeder en die zei: Je zou het beter in Oud Sluis proberen. Oud Sluis was toen… Nu staat Sergio Herman op de bus in Gent. Z'n kop staat op de bus. Die is megabekend nu. Maar toen in die tijd was er niemand die dat kende hier in België. Dat was toen een tweesterrenzaak, wat een hoog kaliber is natuurlijk. Daar stonden ze met vier in de keuken.
Dat was gewoon hardcore. Dat was 's morgens beginnen tot 's nachts, niet stoppen. Zo veel verantwoordelijkheid, is het niet in orde, krijg je zwaar onder je kloten. Zo ben ik eigenlijk ook zes maanden continu afgebeuld geweest. Maar ik had er nooit een slecht gevoel bij. Ik ben nooit kwaad geweest op die vent omdat hij me afbeulde, want ik begreep altijd waarom. Er was altijd een reden waarom hij het deed. En ik was altijd kwaad op mezelf, maar nooit op hem omdat hij me afbeulde. Wat ik in een andere… Op school bijvoorbeeld zei ik: Hé maat, jij gaat zeggen wat ik moet doen? Nee, hè. Daarom vond ik dat… Ik kwam thuis en ik zei: Oké, morgen beter. Morgen ga ik er weer voor, en ga ik het beter doen.
Voor mij was dat… De zwaarste periode, maar daarna ook een van de schoonste periodes in m'n leven. Omdat ik toen wel echt aangestoken werd, omdat ik zag… Ik was vroeger altijd een beetje met dat grafische, dat creatieve bezig en toen zag ik ook dat Sergio in dat wat hij doet, heel creatief kan zijn. En hij toont ook van: oké, je kan een bepaalde vrijheid hebben en zelfs grafisch of… Allee, heel dat artistieke gedoe, maar toch een stiel doen… Allee, dat was gewoon een hele switch weer voor mij. Toen heb ik echt wel een missie gekregen om er verder in te gaan. Oké, that's it.
Mokka, hè?
-Ja, een beetje.
Daarom is het ook voor mij heel belangrijk om hier te zijn. Want ik had eigenlijk… Euhm… M'n moeder had het vrij lang alleen gedaan, maar dat was heel zwaar voor haar. En zes, zeven jaar geleden ben ik heel toevallig begonnen als kok. Totdat m’n moeder op een bepaald moment zei van: Oké, of je komt nu terug of ik ga heel de zaak verkopen. Het is niet zo dat ze me nodig had, ze liet me wel de keuze. Ze liet me de keuze: of je komt terug of, kijk, ik zie het niet meer zitten, het is te veel, ik ga ermee stoppen en ik zal alles verkopen. En ik kon me niet inbeelden dat dat hier allemaal gewoon, dat ik hier niet meer thuis zou kunnen komen.
Dat is hier Den Blinker. Zoals ik hiervan geniet, dat zijn gewoon de organische vormen, dat is gewoon het leven zoals het is. Dat is… Daar kun je zo op een bepaalde manier ongelooflijk van genieten. Dat wil ik ook doen met de producten die we nu brengen, met het eten dat we nu brengen op het bord. Je moet ervan kunnen genieten op een heel natuurlijke manier. Het moet zodanig simpel soms zijn dat het schoon wordt.
En nu met al de gasten van de keuken is dat braambessen plukken als het moment er is. We hebben hier zo'n vrij grote struik, een gigantische struik, waar je eigenlijk helemaal rond kan lopen. Met braambessen die… Tientallen jaren staan die hier. Het grote voordeel is dat we eigenlijk heel veel stagiairs krijgen die komen werken. Want anders kun je dat niet aan. Als je met drie in de keuken staat of vier, kun je dat niet aan om zelf nog kruiden te gaan plukken en wilde bessen te gaan plukken en zo.
Dat is wel heel jonge zurkel, zeg. Proeven?
Inktvisinkt heeft zo'n, ik wil niet zeggen, moddersmaak, maar dat is iets dat eigenlijk toch wel aards is en dan ook met die assen. Dat is houtskool.
Ja, verbrande…
Zoals je ze nu ziet met al die modder. Eigenlijk wat we doen, is, we maken een soort modder, lekkere modder, en we bakken ze in een soort modder. En we geven gewoon… Gewoon midden op het bord. En een beetje lachen met de mensen en zeggen: Meneer, die crosnes, Japanse andoorn, die we in de modder gebakken hebben. Zo heel serieus, dan zitten mensen te kijken van: huh? O, ja, ja, ja.
Je moet altijd plezierig zijn aan tafel. Je moet altijd eens… Je moet mensen een beetje… Uiteten is plezier maken, hè, dat moet tof zijn. Je moet onder elkaar leute hebben. En wij gaan als koks aan tafel, niet om daar met zo'n serieuze blik te staan, met de handen op de rug van: nu hebben we hier dat en dat. Nee, je moet zeggen: Dat is dat, dat komt hier van Den Blinker, die groente. Dat is… Ah, ja…
De belangrijkste emotie of het gevoel dat je hebt bij eten, is je herinnering. Een herinnering is eigenlijk soms heel sterk en door smaak kun je echt teruggebracht worden naar een bepaalde tijd in je leven, als kind. Hoe je je voelde als kind. Met eten kun je mensen weer een bepaalde, dat is misschien een beetje raar uitgedrukt, maar een bepaalde jeugdigheid teruggeven. En euhm… Een gevoel uit hun kindertijd. Iets dat je gemist hebt, dat je niet meer wist dat het er was en dat er plotseling weer is.
En het is dat wat ook heel belangrijk geweest is in die periode. Dat je wordt geconfronteerd met iets dat je altijd een beetje weggestoken hebt, maar waar je graag mee bezig bent.
Ik wil jullie een verhaaltje vertellen
dat me warm maakt van binnen.
Over vrienden die samen opgroeiden,
en alles waar ze samen naar streefden.
Ik heb het niet over wat misging.
Ze streefden naar iets meer.
Wellicht waren er te veel dromen,
te veel om op te hopen.
Op een dag gebeurde er iets vreemds
en ik raakte in paniek.
Hun hoofden liepen uit elkaar
en hun vriendschap stierf daar.
Op een dag gebeurde er iets vreemds
en ik raakte in paniek.
Hun hoofden liepen uit elkaar
en hun vriendschap stierf daar.
Eens zullen we terugkijken en lachen.
Ik wil dat het weer goed komt.
Ik ben niet graag gewond.
Er is iets dat niet goed zit.
Iets wat ik niet van me af kan zetten.
Wat kunnen we daaraan doen?
Doe je best!
Wellicht maak ik te veel problemen.
Eens zullen we terugkijken en lachen.