Betekenis geven aan een snel veranderende wereld
CANON Cultuurcel ging in gesprek over angst, cultuur en onderwijs met cognitiewetenschapper Barend Van Heusden (RU Groningen)
Angst en cultureel bewustzijn
Cultuur is de ervaring van het verschil tussen de werkelijkheid die we waarnemen en wat we ons herinneren, en de manier waarop we met dat altijd aanwezige verschil omgaan. De werkelijkheid is nooit helemaal voorspelbaar. Het verschil dat we ervaren is meestal niet beangstigend en dan kunnen we er goed mee omgaan. Maar soms is de afstand tussen herinnering en werkelijkheid groter, zeker in een complexe samenleving, waarin veranderingen elkaar snel opvolgen. Dat brengt onzekerheid en angst met zich mee.
Je kunt proberen om de oorzaak van de onzekerheid en angst weg te nemen. Agressie en geweld zijn een voor de hand liggende, maar primitieve psychologische reactie. Je kunt het verschil ook bewust of onbewust negeren (ervoor vluchten) om er niet mee geconfronteerd te worden. Maar wie zich niet in zijn bestaan bedreigd voelt, kan ook anders reageren. Die kan bijvoorbeeld nieuwsgierig zijn naar het verschil, mogelijkheden onderkennen of gewoon aanvaarden dat het verschil bestaansrecht heeft. Leren angst ontstaat, waar ze vandaan komt en hoe je erop kan reageren is cultureel bewustzijn.
'Cultureel bewustzijn is het vermogen om te kunnen reflecteren over onszelf'
Cultureel bewustzijn biedt geen bescherming tegen angst. Het is ook geen waarde op zich, maar het is wel het vermogen om te kunnen reflecteren over onszelf. Deze reflectie kan de vorm aannemen van een ideologie, die niet noodzakelijk ethisch goed of slecht hoeft te zijn. Angst kan een cultureel bewustzijn voeden dat polarisatie in de hand werkt. Neem bijvoorbeeld een legerinstructeur die zijn rekruten eerst vertelt dat zij hun wapen nooit mogen richten op een (mede)mens, maar ze vervolgens leert dat de vijand geen mens is
Ook kunst is goed noch slecht. Het is een manier om een ervaring vorm te geven. Ook dictators maken graag gebruik van kunst. In een cultuur die streeft naar vrijheid en gelijkwaardigheid is het belangrijk om een cultureel bewustzijn te ontwikkelen dat zaken als gelijkwaardigheid, het erkennen van de rechtsstaat en het recht op leven als waardevol beschouwt.
Regionale cultuur, onderwijs en cultureel bewustzijn
Cultuur is het algemeen menselijk vermogen om herinneringen in te zetten teneinde om te gaan met een voortdurend veranderlijke werkelijkheid. De vaardigheden die we daarbij inzetten zijn het waarnemen van overeenkomsten, het verbeelden van mogelijkheden, het ordenen met behulp van begrippen en het analyseren van structuren. Waarnemen is een individuele vaardigheid, maar verbeelden en conceptualiseren worden gekleurd door regionale cultuur.
Regionale cultuur wordt bepaald door herinneringen, zoals de taal en het milieu waarin je opgroeit. De bedrijfscultuur of een buurtcomité kunnen bepalen hoe aan iets vorm wordt gegeven. In veel cultuurdebatten gaat men zelden verder dan verbeelden en conceptualiseren, waardoor een meer abstracte cultuurbenadering geen kans krijgt.
Onderwijs in cultureel bewustzijn stelt ons in staat wat we belangrijk vinden over te dragen aan een volgende generatie. Tot voor kort was onderwijs in cultureel bewustzijn beperkt tot het overdragen van één min of meer homogene identiteit. Leerlingen leerden een canon van kunst kennen, van tradities en overtuigingen die waardevol werden gevonden, net als andere elementen zoals afkomst, die de eigen identiteit moesten definiëren. In Europa zien we een langzame verschuiving van onderwijs in cultureel bewustzijn als identiteitsvorming naar onderwijs in cultureel bewustzijn dat leerlingen leert zich af te vragen hoe identiteiten ontstaan, bestaan en veranderen.
Het cultureel bewustzijn is dan ook van groot belang bij de vorming van jongeren. Zolang ze vasthouden aan een welbepaalde identiteit, zijn ze kwetsbaar wanneer deze identiteit ter discussie komt. Zo kampen tieners in West-Europa bijvoorbeeld met een ernstig loyaliteitsprobleem. Ze kunnen de tradities van hun ouders, de cultuur waarin ze moeten leven en die van hun peergroep moeilijk verenigen. Ze weten er geen raad mee, en dat uit zich vaak in vormen van agressie of angst. In de plaats daarvan kunnen we jongeren leren wat identiteit is, welke haar functie is en hoe ze kan veranderen door contacten met andere identiteiten. Inzien waar identiteiten vandaan komen door abstract denken toont de enige en noodzakelijke uitweg uit dit kluwen. Anders loeren gevaren als depressie of radicalisering om de hoek. Zo bieden we opgroeiende mensen een houvast waardoor ze beter kunnen omgaan met angst en verandering. Zekerheid wordt voortaan geput uit het besef dat identiteiten constructies zijn die aan verandering bloot staan, en dat een identiteit iets is dat je deels ook zelf kunt maken.
Dat betekent dus zeker niet dat alles vrijblijvend is en de samenleving identiteitsloos. Identiteiten zijn noodzakelijk en waardevol, maar mensen hebben te maken met de identiteiten van anderen, anderen die hun eigen identiteit op een gelijkaardige manier beleven. Zo wordt dialoog tussen identiteiten mogelijk.
Onderwijs en Cultuur in de Spiegel
Cultuur in de Spiegel (CiS) biedt het cultuuronderwijs een kader dat de samenhang tussen vakken of disciplines beklemtoont. CiS probeert te laten inzien dat geschiedenis, filosofie, kunsten en mediawijsheid vakken zijn die elk op hun eigen manier de cultuur bestuderen. De bouwstenen van het cultuuronderwijs zijn de ervaring van verschil, de culturele vaardigheden, de media en de logica die deze met mekaar verbindt, ongeacht om welk cultuurvak het ook gaat.
Deze cultuurtheorie is gebaseerd op de ontwikkelingspsychologie, algemene psychologische modellen en de semiotiek, maar ze staat net als iedere wetenschappelijke theorie open voor discussie en kan indien nodig worden bijgesteld. Zo kunnen we jongeren te overtuigen van het belang van cultuuronderwijs. We kunnen ook het verband leggen met wetenschappen door het stellen van gerichte vragen zoals: “Waarom is onze samenleving zoveel belang gaan hechten aan wiskunde en wetenschappen?”. De nadruk ligt dus niet alleen op contextueel leren, maar ook op reflecteren.
Dat betekent absoluut niet dat vakken moeten geïntegreerd worden, maar dat er wel moet worden gewerkt vanuit het inzicht in hun onderlinge samenhang. De angst slaat bij leraars immers toe wanneer ze vrezen hun vakspecialisme kwijt te raken. Het is beter om te vertrekken vanuit een gemeenschappelijk kader en aan leerlingen de samenhang van verschillende cultuurdisciplines en hun eigen invalshoek aan te tonen.
'Abstract kunnen denken is ook een voorwaarde voor het bestaan van de rechtsstaat'
Waarnemen, verbeelden en conceptualiseren leer je ook buiten de school. Een taal kan net als een ambacht ook elders worden verworven. Maar analytisch denken leer je op school. Precies omdat het abstracte theoretische denken niet aangeboren is en ook niet cultuurgebonden, moeten onze hersenen het aanleren: buiten tradities en gewoontes leren denken met feiten en logica. De Franse filosoof Marcel Gauchet zegt dan ook terecht dat onze hersenen twaalf jaar lang gedwongen worden iets te doen wat ze eigenlijk helemaal niet willen. Dergelijk onderwijs is essentieel voor de democratie want abstract kunnen denken is ook een vooraarde voor het bestaan van de rechtsstaat. De grote uitdaging voor het onderwijs – en dat geldt ook voor de democratie – bestaat eruit zowel sterke als minder sterke denkers voldoende inzicht te verschaffen in structuren en te leren begrijpen hoe de werkelijkheid in elkaar zit.
Een abstract betoog is daarbij zeker niet de enige werkvorm. Zo toonde Tjerk Poppinga in zijn educatieproject voor het Groninger basisonderwijs “Dit is mien laand”, naar aanleiding van 100 jaar kunstkring De Ploeg, aan dat kinderen schilderijen kunnen groeperen volgens stijl, uiteraard zonder kennis van kunststromingen of technieken. Door te vergelijken worden verschillen én overeenkomsten opgemerkt, waardoor inzicht in onderliggende structuren groeit. Hetzelfde geldt bij uitbreiding ook voor contact met andere culturen en identiteiten. Abstract denken kan houvast bieden in een veranderende en vaak chaotische wereld.
Cultuur in de Spiegel en democratie
Analytisch kunnen denken is dus essentieel voor de democratie. Het abstracte mensbegrip dat aan de democratie ten grondslag ligt, is dan ook maar mogelijk sinds het ontstaan van analytische culturen. Mensen herleiden democratie soms tot de boutade: “alle mensen zijn gelijk”, maar dat is intuïtief moeilijk te aanvaarden want mensen zijn nu eenmaal onderling verschillend, zowel wat betreft hun uiterlijk als hun intelligentie of hun sociale status. Alleen door abstract te redeneren kan je inzien dat iedere mens over het (culturele!) vermogen beschikt om een betekenis toe te kennen. In dat opzicht zijn wij, als betekenis gevende wezens, gelijk. Cultuur maakt ons ook vrij: iedereen kan op zijn eigen manier betekenis geven aan de wereld.
Naast dit abstracte mensbegrip is ook de erkenning van noodzakelijkheid van wezenlijk belang. Het betekent dat sommige zaken, zoals feiten en logica, niet afhankelijk zijn van de menselijke wil. Ze zijn onveranderlijk en onafhankelijk van mensen, culturen, talen en zelfs van goden. Alleen als men dit erkent kan men meningsverschillen uitpraten en gevoelige onderwerpen bespreken zonder in een conflict te raken. De basis voor een democratische samenleving is immers het redeneren en uitwisselen van politieke standpunten op basis van feiten en argumenten. Deze stelling is erg actueel: wie stelt dat feiten ook maar constructies zijn en logica niet accepteert maakt een rationeel debat onmogelijk. De democratie is dan ver. Je kan enkel nog kijken naar wie de sterkste is. De uitspraak van de Amerikaanse president Trump over z’n Noord-Koreaanse tegenhanger Kim Jong-Un als “Little Rocket Man” is daarvan een treffende illustratie.
De rol van de school en de leraar
De Nederlandse onderwijsfilosoof Gert Biesta stelt dat in het denken over onderwijs een “angst om achter te blijven” bestaat waarbij begrippen als competentie, kenniseconomie, kwaliteit en uniformiteit de norm geworden zijn. Ik deel zijn analyse van deze doorgeschoten vorm van rationalisme en modernisme. Margaret Thatchers uitspraak “there is no alternative” of Wim Kok die de ideologische veren afschudde zijn hiervan sprekende voorbeelden. Het neoliberalisme is de politieke uitkomst van dit denken. Maar het houdt geen rekening met verbeelding en betekenis. Denken in termen van waarden wordt door dit rationalisme als volstrekt overbodig beschouwd of herleid tot denken in termen van economische waarde. Voor CiS horen rationalisme en algoritmen bij uitstek bij het analytisch denken en zijn ze van groot belang zijn voor het onderwijs. Maar anders dan Gert Biesta die een oplossing ziet in “virtuositeit” en die stelt dat onderwijs een “sociale” kunst is, hebben wij volgens mij juist het analytisch denken niet diep genoeg doorgedacht. Het analytisch denken zou meer op zichzelf moeten reflecteren, als vorm van cultuur. In het omgaan met herinneringen en het ervaren van verschil hebben we alle culturele vaardigheden nodig. Analyse alleen is niet voldoende. We moeten blijven verbeelden om tot iets nieuws te komen. Conceptualiseren is nodig om waarden te bepalen en te helpen kiezen én analyseren om de gevolgen en consequenties van keuzes in te schatten. Ik bepleit dus geen virtuositeit maar een herstel van het evenwicht tussen de verschillende aspecten van het menselijk betekenisproces. Waar politiek niet moet gaan over wat haalbaar is, maar wel over wat de moeite waard is – dat is iets helemaal anders dan een berekening maken – moeten de leerlingen op school ook over de ruimte en de vrijheid beschikken om zelf te bepalen wat ze de moeite waard vinden.
De leraar moet analytisch zelfbewust zijn en weten wat hij of zij aan het doen is. Een goede leraar “denkt voor”. Voorleven en voordoen daarentegen kunnen dan weer buiten de school, bijvoorbeeld in de thuisomgeving bij de ouders. De focus ligt bij voordenken niet exclusief op kennisoverdracht, maar op gerichte denkwijzen voordoen. Zo moet een kunstleraar niet gewoon uitleggen welke kleuren gemengd kunnen worden, maar ook bijbrengen waarom iemand deze kleuren op deze manier mengt. Niet iedere leraar hoeft een virtuoos te zijn. Onze samenleving stelt al veel te vaak het uitzonderlijke (‘excellente’) als norm. Dat geeft gewone mensen ten onrechte het gevoel tekort te schieten.
Onderwijs is volksverheffing en heeft een belangrijke democratische taak. Als onderwijs onvoldoende inzet op analytisch denken, worden jongeren gevormd die makkelijk manipuleerbaar zijn, ook door politici. De Nederlandse journalist Joris Luyendijk argumenteerde dat de slogan “taking back control”, die bij een bepaald stuk van het Britse electoraat aansloeg tijdens de campagne voor het Brexit-referendum, eerder de belangen van de Engelse aristocratie diende, terwijl het juist een stuk van de massa was die gewonnen bleek voor de Brexit.
Cultuurrijk onderwijs kan polarisatie tegengaan. Het is dan ook met reden dat het onderwijs meestal het eerste doelwit is van terroristen en dictators, denk maar aan Boko Haram, de Rode Khmer of de Sovjet-Unie. Kritisch leren denken is niet gewenst in dictaturen… en dat gebeurt bij uitstek in de cultuurvakken!
De rol van kunst- en erfgoedinstellingen
Kunst- en erfgoedonderwijs missen vaak hun doel omwille van leerkrachten die trachten te verduidelijken waarom zij iets de moeite waard vinden. Leerkrachten vertrekken vanuit de eigen geschiedenis of tradities. In een multiculturele samenleving botsen tradities vaak en komt de vanzelfsprekendheid van waarden ter discussie te staan. Een ‘eeuwige’ canon van kunst, geschiedenis of literatuur is niet meer van deze tijd, maar de altijd voortgaande constructie ervan des te meer.
'Een ‘eeuwige’ canon van kunst, geschiedenis of literatuur is niet meer van deze tijd, maar de altijd voortgaande constructie ervan des te meer'
Wanneer leerlingen inzien hoe een canon ontstaat en verandert, en hoe ze dus zelf een rol kunnen spelen bij het tot stand brengen ervan, ervaren ze hun eigen verantwoordelijkheid. Ze beseffen dan zelf actor te zijn; wat belangrijk wordt gevonden is mede afhankelijk van hen zelf. Ze zijn zelf betekenisgever, en deze betekenis heeft consequenties. Ze krijgen zo een gevoelen van zelfwaarde, en het besef “ik doe ertoe”. Erfgoed- en kunstinstellingen hebben dan ook de uiterst belangrijke taak om deze andere houding ingang te laten vinden en scholen te ondersteunen.
Kunst, kunstonderwijs en spel
Kunst is dus op zihzelf geen waarde, kunst is er gewoon. Ze geeft vorm aan de ervaring, altijd en overal, en voor iedereen. De kunsten leveren dan ook niet de ingrediënten voor democratisch burgerschap, wat Martha Nussbaum nochtans beweert. Democratie vaart niet wel bij kunst, maar bij kunst die een democratisch bewustzijn reflecteert.
'Kunstwerken zijn instrumenten'
Een kunstleraar moet leerlingen meenemen in zijn denkproces. Het is een proces van levenservaring dat hij meegeeft, door zijn keuze voor materialen, zijn houding tegenover een canon, zijn verbeelding tot en met het eindproduct. Voor leerlingen wordt kunst op die manier veel interessanter voorgesteld. Kunst verliest haar aura, en de focus komt te liggen op het proces. Kunstwerken zijn instrumenten, gebruiksvoorwerpen die de reflectie op gang te brengen. De kunstleraar geeft aan hoe hij interpreteert, eerder dan zijn interpretatie op te leggen. Hij is iemand die enthousiasme en deskundigheid aan de dag legt, maar die niet “de enige waarheid” claimt. Voor evaluatie stelt zich geen probleem. Het gaat immers om de argumentatie. Een leerling is verantwoordelijk voor zijn argumentatie, die niet vrijblijvend is maar het resultaat van hard werken (van gedegen onderzoek en logisch nadenken).
Naar het belang van spel is reeds veel onderzoek gevoerd. Spel is belangrijk in voor opgroeiende kinderen. Spel kan in drie grote categorieën worden ingedeeld. Een eerste is het oefenen van een bepaalde volwassen praktijk zonder de gevolgen ervan hoeven te ondergaan. Deze vorm is gelijkaardig aan het spel dat jonge dieren spelen. Naarmate we ouder worden neemt de behoefte eraan af. Dat spel is in cultuur naar een tweede en derde type spel geëvolueerd. Het tweede type omvat het spelen dat de fysieke mogelijkheden uitproberen: de sport. Dit “spelen” maakt gebruik van een systeem van regels om de eigen krachten te meten met die van anderen, wat zich feitelijk vertaalt in een verfijnde vorm van “oefenen om te overleven”. Het derde type spel is “oefenen voor het leven” en is een oefening in cultuur. Ze gebruikt de verbeelding om het leven na te bootsen in de vorm van beeldende kunst, theater, literatuur, muziek en dans. De verbeelding spreekt verschillende media aan: het lichaam, voorwerpen, de taal en grafische symbolen.
Een helder en goed onderbouwd cultuurbegrip is voor degelijk cultuuronderwijs onontbeerlijk. De snel veranderende samenleving dwingt ons om in te zetten op culturele vorming, waarbij voor de cultuurbewuste leraar en de school belangrijke taken zijn weggelegd. Ook voor erfgoedinstellingen en musea is dat het geval. Analytisch denken is het resultaat van een gedegen schoolse vorming. Het is van essentieel belang voor een democratie.
Barend van Heusden is hoogleraar Cultuur en Cognitie, in het bijzonder met betrekking tot de Kunsten, bij de afdeling Kunsten, Cultuur en Media van de Rijksuniversiteit Groningen. In zijn onderzoek richt hij zich op cultuur- en kunsttheorie en op cultuuronderwijs. Hij publiceerde boeken en artikelen op het terrein van literatuurtheorie, kunsttheorie, cultuursemiotiek en cultuuronderwijs. Van 2009 tot 2014 leidde hij het onderzoek ‘Cultuur in de Spiegel: naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs’. In 2016 publiceerde hij samen met Astrid Rass en Jeroen Tans Cultuur2. Basis voor cultuuronderwijs (Assen: Van Gorcum). Voor nadere informatie, zie: http://www.rug.nl/staff/b.p.van.heusden/index