De geschiedenis van de angst
CANON Cultuurcel ging in gesprek met Patrick Allegaert (Guislainmuseum Gent) over cultuur, onderwijs en angst.
Angst op verschillende wijzen
In 2018 brachten we in het Dr. Guislainmuseum in Gent een tentoonstelling over het thema angst. De keuze voor dat thema was geen toeval. We hebben steeds meer vragen over onze toekomst. Geen kleine, overbodige vragen, maar vragen over de grote maatschappelijke structuren. Daardoor is de schrik voor de toekomst toegenomen. Angst leeft, misschien meer dan ooit tevoren. Opvallend is dat angst vandaag ook duidelijk gecultiveerd wordt. Er is een historisch opbod.
‘Angst leeft, misschien meer dan ooit tevoren’
Zeer schematisch geschetst: na de spanning van de koude oorlog ontstond er een zekere ontspanning, zelfs een optimistische cultuur. Maar vandaag is angst duidelijk weer een politiek middel. In het populisme en nationalisme wordt het expliciet gebruikt. Denk maar aan het opkomend nationalisme, de verkiezing van Donald Trump of aan de Brexit.
Als museum zoeken we naar onderwerpen met een brede maatschappelijke relevantie. Je thema’s moeten een noodzaak hebben. Het onderwerp van een tentoonstelling mag nooit gratuit zijn.
Daarnaast is het ook interessant te kijken naar het concept van angst zelf. In het Dr. Guislainmuseum zijn we vooral geïnteresseerd in de geschiedenis van angst in de psychiatrie. Het concept angst duikt eigenlijk pas relatief laat op. Pas in de negentiende eeuw kreeg het aandacht van psychiaters. Daarna kende het hoogtes en laagtes. Specifiek wat betreft angststoornissen voel je vandaag dat het fenomeen weer groeit.
Ieder fenomeen heeft zijn tijd
Iedereen fenomeen heeft natuurlijk z’n tijd, zou je kunnen zeggen. Zo is het concept “burn-out” vrij nieuw, twintig jaar geleden was er nog geen sprake van, maar vandaag heeft iedereen het erover.
Onze huidige tentoonstelling gaat over prikkels. Honderd jaar geleden was er al een enorme drukte over de overprikkeling van de samenleving. In Wenen werden verhandelingen geschreven die ervan uitgingen dat de komst van de tram in de stad de mensen zou gek maken. Als we daar nu naar kijken, denken we: “Waar was die paniek nu eigenlijk voor nodig?” Ook dat is eigen aan de mensen: het doemdenken, de paniek.
Vroeger dachten psychiaters: “Voor elke psychose kunnen we de juiste pil maken. Als we het juiste stofje in de hersenen vinden dan kunnen we elke aandoening verhelpen.” Dat wordt nu niet meer gezegd. Ook de medische wereld beseft vandaag dat psychische kwetsbaarheid complexer is dan dat. Het zou iets geruststellend hebben als we aandoeningen – zoals angstaanvallen – kunnen herleiden tot een kwestie van chemische verbinden en neurotransmitters. Dan is de aandoening niemands schuld. Niet de schuld van de samenleving, ook niet van de omgeving van de patiënt en ook niet van de patiënt zelf. Het is dan puur de schuld van een aantal stoffen in de hersenen. Maar vaststellen dat het om een maatschappelijk fenomeen gaat, is lastiger. Het dwingt je aan verschillende dingen tegelijk te gaan werken.
‘Angst drijft ook veel kunstenaars’
Angst als een complex fenomeen erkennen, betekent ook dat het een positieve kant kan hebben. Het drijft ook veel kunstenaars, dat hoor je als je met hen spreekt of hun biografieën leest. Angst zet hen in beweging. Het is interessant materiaal. Het prikkelt de nieuwsgierigheid. Vele kunstenaars gaan in een zeer intiem contact met hun eigen emoties om daar hun eigen antwoorden uit te puren. Ze zoeken de grenzen op. Misschien zijn ze daardoor ook meer kwetsbaar dan andere mensen, dat kan. Kunstenaars leggen hun eigen ervaringen bloot. Soms is dat een pose, maar vaak is dat zeer authentiek.
Beelden die iets zeggen over de bezoeker
Beelden bieden specifieke ervaringen. Ze geven betekenis. Daarom is het belangrijk dat een museum dingen presenteert op een manier dat de mensen toegang krijgen tot die dingen maar ook iets leren over zichzelf. Dan gaan ze op een andere manier spreken. Neem onze tentoonstelling over pijn. De ziekenfondsen vertelden ons dat die tentoonstelling voor hen pijn op een andere, nieuwe manier bespreekbaar maakte. Het is opmerkelijk dat beelden dat kunnen. Zo pakken tentoonstellingen eigenlijk ook de uitsluitingsmechanismen aan die nog steeds bestaan rond thema’s als pijn, angst en psychische kwetsbaarheid.
Tegelijkertijd moeten we onder ogen zien dat er - buiten het museum - een grote lawine aan beelden en prikkels op ons afkomt. We kunnen die stroom niet uitzetten en ik wil dat eigenlijk ook niet. Ook dat is dubbel. Toen Donald Trump voor het eerst regelmatig op televisie kwam, wou ik dat niet zien. “Zet dat af!” Maar ik besef: ook die beelden doen iets met een mens.
Met onze tentoonstellingen proberen we verschillende aspecten van psychische kwetsbaarheid te onderzoeken. We willen via beelden de fantasie ook het intellectuele debat voeden. Zo kan je als museum ook het verschil maken. We tonen niet alleen, maar we diepen thema’s uit met groepen die de tentoonstelling bezoeken, bijvoorbeeld met scholen. Dat is erg arbeidsintensief maar wel belangrijk voor ons, zowel voor onze tijdelijke tentoonstelling als onze permanente collectie. Deze aanpak betekent ook dat we als museum niet eerst een tentoonstelling maken en daarna de educatieve omkadering ontwikkelen. Beide gebeuren tegelijkertijd.
Een museum als geen ander
Psychische kwetsbaarheid is een erg interessant thema om museum rond te maken. Het raakt vele mensen. Tegelijk maakt het van het Dr. Guislainmuseum ook een museum dat losstaat van andere musea die je kent. We zijn geen museum van oude kunsten, geen museum van hedendaagse kunst en ook geen museum van wetenschap. Dat maakt dat we een thema als angst vanuit de actualiteit én vanuit de geschiedenis kunnen presenteren. We kunnen ook hoge cultuur en zeer alledaagse dingen met elkaar in relatie brengen. Zo kunnen we veel mensen aanspreken, ook al blijft de geschiedenis van de psychiatrie een beladen thema.
Internationaal werken is belangrijk voor ons museum. We werken ook in een aantal landen waar psychische kwetsbaarheid nog meer een taboe is dan hier. We deden een tentoonstelling in Seoel en bereiden nu een voor in Japan. Dat internationaal perspectief geeft interessante inzichten. Zo lopen de patiënten in een groot psychiatrisch instituut in Seoel vandaag nog rond in pyjama, zoals hier ook het geval was tot in de jaren 1970. De redenering is simpel: patiënten zijn ziek, dus die moeten in pyjama lopen.. Op technisch gebied staan zij verder dan ons, maar op bepaalde thema’s – zoals depressie – rust nog een taboe dat wij als gedateerd zouden zien. Dat zal ook voor een thema als angst zo zijn.
‘De controles doen mogelijk niet zozeer de veiligheid toenemen, maar sussen onze angst’
Het ritueel van de veiligheid
Met de terreurdreiging, en de aanslag in het joods museum, nam ook de angst in de museumsector zelf toe. De overheid maar ook verzekeraars vragen ons om veiligheidscontroles. Op die manier ontstaat ook in de museumsector een industrie rond angst. Dat heeft een sterk ritueel karakter: de controles doen mogelijk niet zozeer de veiligheid toenemen, maar sussen vooral onze angst. Een tijd geleden bekeken we foto’s uit de jaren ’30 van de binnentuin van het museum. Op die foto’s zagen we grote zilveren bollen in de bomen hangen. Na onderzoek bleken dat heksenbollen te zijn. Heksen vliegen rond op bezems en hebben schrik van hun eigen spiegelbeeld. Men dacht dat door de reflectie van die bollen de heksen wel gewoon verder zouden vliegen... Is het niet vreemd dat in een oord van geneeskunde en wetenschap zelfs in de jaren ’30 van de twintigste eeuw nog dergelijke bollen hingen? Baadt het niet dan schaadt het niet, zal men gedacht hebben. Misschien is het met veel veiligheidsinterventies wel net zo.
Patrick Allegaert (Ieper, 1954) is artistiek en beleidsadviseur van het Museum Dr. Guislain in Gent. Hij was er artistiek leider (periode 2003-2014). Het museum koppelt actuele vragen in de geestelijke gezondheid met de geschiedenis van de psychiatrie en maakt zo tijdelijke tentoonstellingen en publicaties op het snijvlak van kunst en wetenschap, actualiteit en geschiedenis. Patrick Allegaert was voorzitter van de beoordelingscommissie theater (2000-2012) en van de adviescommissie Cultureel Erfgoed (2009-2017). Hij is voorzitter van het Vlaams Museum Overleg en van Theater aan Zee (TAZ)