Verbeelding is ook een van de manieren waarop je met erfgoed omgaat | In gesprek met Barend van Heusden
Ken je Barend van Heusden al? Hij is hoogleraar Cultuur en Cognitie aan de Rijksuniversiteit Groningen en grondlegger van de theorie Cultuur in de Spiegel (CiS). Dat is een cultuurtheorie die momenteel volop ingang vindt in het onderwijs in Nederland en Vlaanderen. CiS legt uit wat cultuur is, welke culturele vaardigheden mensen hebben en waarom het aangewezen is dat het onderwijs die culturele vaardigheden ontwikkelt. In maart van dit jaar was van Heusden te gast op de Dag van de Cultuureducatie. Naar aanleiding daarvan had faro een gesprek met hem.
‘Een heleboel zekerheden op het vlak van geloof, politiek … vallen weg,’ gaat van Heusden van start. ‘Mensen zijn vandaag de dag veel minder geworteld in tradities. Daarnaast is er een exponentiële toename aan informatie. Dat maakt het vaak moeilijk om houvast te vinden. Onderwijs heeft de verantwoordelijkheid om kinderen en jongeren te leren hoe ze kunnen omgaan met die complexiteit en al die uitdagingen. En cultuuronderwijs kan daarbij helpen.
Het doel van cultuuronderwijs is de ontwikkeling van het cultureel zelfbewustzijn. Door dat zelfbewustzijn ben je in staat te reflecteren. En dat bepaalt vervolgens hoe je handelt. Het cultureel geheugen is het materiaal waarmee ons cultureel zelfbewustzijn aan de slag gaat. Vanuit mijn perspectief heeft het cultureel geheugen aan de ene kant betrekking op objecten, en aan de andere kant op de verhalen, taal en betekenissen. Er is niets anders waarmee we als mensen aan de slag kunnen. Er is eigenlijk alleen maar geheugen.’
Welke rol kan erfgoed spelen?
‘Niet zozeer erfgoed op zich kan houvast geven; maar wel het gesprek over erfgoed. Kennis is belangrijk, maar het gesprek eveneens. De manier waarover je over erfgoed of kunst praat: daar zit waarde in. Zo kunnen kinderen en jongeren een houding aannemen ten opzichte van cultuur, erfgoed en tradities. Dat is wat kinderen en jongeren moeten leren: dingen uit het verleden zijn vooral zaken waar betekenis aan werd en wordt gegeven.
Het gesprek daarover is belangrijk, maar tegelijkertijd is dat makkelijk gezegd. Het kan snel ontaarden in ruzie of een dovemansgesprek. Een belangrijke taak is daarom onderwijs in kritisch denken. Daarmee bedoel ik niet tegen iets of iemand indenken, maar denken op grond van feiten, argumenten en luisteren naar anderen. Zodat je leert dat er een verschil is tussen feiten en argumenten aan de ene kant en meningen, wensen en politieke waarden aan de andere kant. Het gaat erom zo’n gesprek te leren voeren. Met betrekking tot erfgoed in de publieke ruimte, zoals bepaalde standbeelden waarvan de betekenissen in de loop der tijden veranderen, zou je met leerlingen kunnen spreken over het gegeven van de sokkel. Wat is eigenlijk een sokkel? Waarom zetten we bepaalde dingen op een grote klomp steen? Wie doet dat? Wanneer? Waarom? En zou het niet een interessante gedachte zijn om de beelden bijvoorbeeld naast de sokkel te zetten? Wat zou het effect daarvan zijn? Het beeld naast de sokkel kan een enorm denkeffect teweegbrengen. Het is er dan ook allemaal nog, je verwijdert niets, maar door die kleine verandering breng je wel een gesprek op gang.
Maar niet alleen het gesprek over erfgoed doet ertoe. Ook wat je met erfgoed doét is belangrijk. Soms verbaas ik me er bijvoorbeeld over dat Shakespeare nog steeds wordt opgevoerd. Maar hedendaagse gezelschappen gebruiken die stukken ook om er iets nieuws van te maken. Met kinderen en jongeren zou je perfect kunnen bespreken waarom je toch zo vaak teruggrijpt naar het oude. Ook als het wordt omgegooid of (her)gebruikt.’
Het gesprek is dus erg belangrijk. Wat met meerstemmigheid?
‘Meerstemmigheid, of diversiteit, pluriformiteit of polyfonie, of hoe je het ook wilt noemen, is mooi, goed en democratisch. Het nadeel is dat het heel snel een kakofonie wordt, of een circus van meningen. Wat voor meer chaos kan zorgen. Meerstemmigheid veronderstelt een gemeenschappelijke grond, een basis waarop je met elkaar kunt praten. Je hebt altijd een kader nodig, een gemeenschappelijke ‘ruimte’ die op zichzelf niet ook een mening is.
Een canon zou bijvoorbeeld zo’n ‘ruimte’ kunnen zijn: we kunnen proberen om de canon niet meer te zien als een verzameling werken of voorwerpen, maar als een ruimte waar het gesprek plaatsvindt: daar waar we met elkaar praten over wat we uit het verleden meenemen dat we de moeite waard vinden om mee te nemen, wat inspirerend is en wat niet … Een ruimte waar je op basis van een gemeenschappelijke manier van spreken, gebaseerd op feiten, je verleden met elkaar evalueert. En daarmee wordt het een open ruimte. Niet de werken die erin zitten zijn dan het belangrijkste, maar wel het gesprek dat erover wordt gevoerd. Je kan het zo zien: veertig jaar geleden leerde je dat Shakespeare de moeite waard was. Tegenwoordig leer je je af te vragen wat Shakespeare de moeite waard maakt.’
Welke rol spelen de leerkracht en (educatief) begeleider?
‘De belangrijkste rol is het voorleven, het voordoen. Mensen laten zien hoe je cultureel bewustzijn kan ontwikkelen en hoe je je culturele geheugen kan inzetten. En dat is dus iets anders dan wat we traditioneel van begeleiders verwachten: namelijk dat ze ons vertellen wat het culturele geheugen is, wat het inhoudt en waarom het de moeite waard is.
We moeten kinderen en jongeren leren dat ze houvast kunnen vinden in hun eigen vaardigheden om met de inhoud om te gaan, en om zelf inhoud te maken. Ik probeer de stap te maken van houvast in een bepaalde betekenis of in een bepaald verleden of een bepaalde identiteit, naar het kunnen maken van betekenis, een verleden of identiteit. Je zegt niet langer: ‘Dit moet je vinden’ of ‘Dit is goed’, maar je zegt: ‘Kijk, zo doe ik het, en zo kan jij het ook doen, maar misschien wel met een andere uitkomst’.’
Wat is het belang van identiteit?
‘Je zou kunnen zeggen dat cultureel bewustzijn en identiteit wel bijna hetzelfde zijn. En dat die hele identiteitspolitiek die je op dit moment ziet een uiting is van onvermogen; een onvermogen om dat identiteitsbegrip dynamisch op te vatten. Want in mijn pleidooi moeten we identiteit dynamisch zien.
Iedere identiteit bestaat uit drie componenten: het cultureel geheugen (persoonlijk en collectief), de ervaring van een steeds veranderende werkelijkheid (persoonlijk en collectief) en de vaardigheden waarmee je de vorige twee – geheugen en ervaring – bij elkaar brengt. Van daaruit zie ik identiteit als een constructief en dynamisch proces. Als leerlingen leren dat identiteit dynamisch is, dan is het heel logisch als je zegt: ‘Ik ben daar heel anders over gaan denken’. Dan heeft men er minder moeite mee om van mening te veranderen.’
En hoe denkt u over erfgoed?
‘Als we kijken naar culturele vaardigheden, dan is verbeelding ook belangrijk. Een groot deel van ons erfgoed is de vrucht van verbeelding. Denk aan kunst, technologie, de inrichting van het dagelijks leven … Verbeelding is ook een van de manieren waarop je met erfgoed omgaat. Naast het waarderen, interpreteren en analyseren ervan – zaken waarvoor iedereen altijd veel aandacht heeft.
Verbeelden is recycleren; opnieuw vorm geven aan dat erfgoed in de geest van de huidige cultuur. Zo kunnen we erfgoed telkens opnieuw relevant maken. Ik hecht dus ook veel belang aan het inzetten van verschillende media. Dat je je als begeleider niet beperkt tot enkel de inzet van taal. Maar dat je ook aandacht hebt voor het (her)scheppen van cultuur.’
faro
Hildegarde Van Genechten is adviseur educatie en participatie bij FARO. Katrien Van Iseghem is medewerker van CANON Cultuurcel en beleidsadviseur bij het Departement Onderwijs en Vorming.
Dit artikel verscheen eerst in faro en is met toestemming overgenomen.