Wie ben jij en wat doe je graag? Een boekenproject dat de persoonlijkheid raakt
Basisschool Klein Seminarie in Hoogstraten heeft al meer dan tien dynamoPROJECTEN achter de kiezen. Voor ‘Alles wat ik mooi kan zeggen’ werkten de 130 kleuters van 2,5 tot 5 jaar rond taalbeschouwing. Om het thema voor hen bevattelijk te maken, creëerden ze samen een reuzeprentenboek. Intussen leerden ze via druktechnieken en een interactief poppenspel vorm te geven aan hun emoties.
‘We willen via de opeenvolgende dynamoPROJECTEN alle mogelijke onderdelen van het cultuuraanbod in onze school binnenbrengen’, vertelt directeur Marjan Putman. ‘We hebben al dans, muziek, beeld, fotografie en schilderkunst gehad. Nu wilden we taal op een muzische manier tot bij de kleuters brengen.’
Van brainstorm tot project
Elk dynamoPROJECT in het Klein Seminarie begint met een grote brainstorm waaraan het hele team meedoet. ‘We kiezen het thema, bekijken hoe we het kunnen aanpakken, vragen ons af wie we als externe partners kunnen vragen en gaan er gericht naar op zoek, bijvoorbeeld via Cultuurkuur.’
Liggen de eerste ideeën vast, dan ontwikkelt een kleinere werkgroep de details en de planning. De werkgroep bestaat uit een vaste groep leerkrachten en de directie.
‘We passen de dynamoPROJECTEN in onze jaarwerking in en maken er een maandthema van. Zo is het project een onderdeel van het takenpakket en komt het er niet nog eens bovenop.’
Prentenboeken en emoties
‘Enkele van onze juffen hadden een bijscholing gevolgd bij psychotherapeute Lies Ledegen. Zo wisten we dat haar visie op communicatie en sociaal-emotionele ontwikkeling goed paste bij die van de school.’ Lies werkt sowieso geregeld samen met creatief begeleidster Lies Jacobs. ‘Omdat wij sterk de nadruk wilden leggen op creativiteit vormden zij voor ons het ideale duo.’
De vier workshops vertrokken van Blij met mij, een prentenboek over gevoelens van Anna Llenas. Het meisje Julia voelt zich plotseling helemaal leeg. Kan ze die leegte weer vullen? En hoe? ‘Praten over emoties is voor kleuters moeilijk en abstract. Een prentenboek is visueel, dus verlaagt de drempel al. Vervolgens mochten de kleuters ook zelf creatief aan de slag: ze tekenden, drukten, stempelden … in elke workshop leerden ze een nieuwe druktechniek, zoals monoprint of werken met bloempap.’
Waar hou je van? Waar je word je vrolijk van? Wat kan jij goed? Zulke vragen lagen telkens aan de basis van de werkjes, die de kinderen op het eind van het proces mochten samenvoegen tot een heel eigen reuzenprentenboek in karton.
De eerste graad werkte rond dezelfde thematiek samen met Diane Peeters, eveneens vanuit een prentenboek over gevoelens. ‘De leerlingen maakten er onder andere vriendschapsbandjes.’
Beter begrijpen
Marjan wijst naar een van de tekeningen in dat kijkboek: ‘Deze print is gemaakt door een jongen met dysfasie (een spraak-taalontwikkelingsstoornis waarbij het kind meer begrijpt van wat anderen zeggen dan het zelf kan vertellen). Dankzij de druktechnieken kon hij zijn emoties wél tot uitdrukking brengen. Het hielp ons ook om hem plotseling veel beter te begrijpen.’
Op een volgende pagina prijken zonnen, dieren en andere vrolijke dingen. ‘De opdracht was niet: Teken een konijn. De vraag was: Waar hou jij van? En als antwoord heeft dit kind zijn konijntje getekend. Daardoor krijgt het resultaat een veel grotere betekenis, want het proces raakt aan zijn persoonlijkheid. In het kleuteronderwijs vertrekken we nog te vaak vanuit de stelling: Dit gaan we maken. Nu was het anders. We vertrokken volledig vanuit het kind.’
Na afloop van het project creëerde Lies Jacobs als toetje een extra digitaal prentenboek. Ze verzamelde er opnieuw de werkjes van de kinderen in en vulde die aan met teksten die ze baseerde op uitspraken van en ervaringen met de kleuters tijdens het proces. Een fijn extra aandenken.
‘Als je vertrekt vanuit het kind en niet vanuit een opdracht, krijgt het resultaat een veel grotere betekenis.’
Interactief poppenspel
Door omstandigheden konden Lies Ledegen en Lies Jacobs minder workshops geven dan gepland. Daarom vroeg de school kinderboekenmaakster Liesbet Rombouts om ook vier workshops te geven. Zij vertrok daarvoor van haar eigen prentenboek Tien tellen taart.
‘Liesbet zette haar boek om in een interactief poppenspel. In het verhaal verdwijnt bijvoorbeeld een taartje. De kinderen mochten dan in de klas op zoek naar een taartje dat ze daar verstopt had.’ Ook lichaamstaal en uitbeelden kwamen ruim aan bod: ‘Wat doet dit personage? Hoe voelt het zich? Hoe doe jij als je je zo voelt?’
‘En vervolgens had Liesbet een heel knutselprogramma klaar: zij bood het aan, de leerkrachten hebben het met hun kleuters in de klas uitgevoerd.’ Tien tellen taart leverde uiteindelijk het idee voor de voorpagina van het grote kartonboek. ‘Zo kwamen alle workshops finaal samen in het eindresultaat.’
Verdieping voor de leerkrachten
Voor de leerkrachten betekenden de workshops een verdieping van hun muzische kennis en vaardigheden. ‘Er waren telkens zo veel mogelijk juffen aanwezig tijdens de workshops, zodat ze de technieken uit de eerste hand konden aanleren. Met 130 deelnemende kleuters werkten we uiteraard met een beurtrol. Maar geregeld sprongen leerkrachten in om hun collega’s de kans te geven een extra workshop mee te pikken, bijvoorbeeld als enkele klassen samen buiten speelden.’
Achteraf bleven alle materialen en benodigdheden op school, zodat de juffen ze later weer gemakkelijk kunnen oppikken. ‘Tijdens een extra personeelsvergadering zijn de externe partners tot slot nog eens langsgekomen om de juffen extra onder te dompelen in hun visie en alle technieken en mogelijkheden die daarbij hoorden.’
Tips van directeur Marjan Putman
- Laat het dynamoPROJECT aansluiten bij de reguliere werking van je school. Zo is het uiteindelijk maar een kleine stap voor het team en zal het het team ook sneller aanspreken.
- Kies meteen een accent: wij kozen hetzelfde accent als dat van de jaarwerking: taalbeschouwing. Zo past het dynamoPROJECT in de jaarwerking, maar voegt het er iets creatiefs aan toe.
- Doe mee. Zo pik je allerlei vaardigheden op die je later zelf in de klas kan toepassen. We merken dat onze kleuterleidsters door de ervaring met de verschillende dynamoPROJECTEN almaar aangepastere muzische vorming zijn gaan geven. Van elk project blijft immers iets hangen.
- Durf te improviseren. Af en toe loopt er iets mis. Tussen het schrijven van het dossier en de start van het project haakt bijvoorbeeld een externe partner af. Laat je niet ontmoedigen: je dossier is goed, dus je vindt wel een oplossing.
Versterk cultureel bewustzijn in de klas.
Wil je meer inzetten op cultuur in jouw klas? Ontdek hoe.
Culturele vaardigheden
waarnemen
- Door elkaar aan het werk te zien, kregen de kleuters de technieken beter onder de knie. Lukte het niet van de eerste keer, en bij een vriendje wel? Wat had het vriendje dan anders gedaan? Misschien heeft hij/zij wat harder gedrukt of hield hij/zij het materiaal op een andere manier vast. ‘Zo inspireerden ze elkaar op een positieve manier.’
verbeelden
- De leerlingen versieren kleurrijke schuursponsjes met kralen, knopen, pomponnetjes … Ze maken de taartjes uit Tien tellen taart.
- Wat maakt jou blij? Het kind tekent de zon.
conceptualiseren
- Wat scheelt er met dit personage? ‘Het is blij!’ Hoe doe jij als je je blij voelt? Het kind beeldt uit met lichaamstaal. ‘Hoe kun je nog tonen dat je je blij voelt? Wat is het omgekeerde van blij?
- Waarop ben jij trots? Het kind leert wat trots zijn is, gaat bij zichzelf na wanneer het die emotie voelt, en zet om in een tekening of ander creatief werk.
- Het kind is blij als de zon schijnt. Is dat een groot gevoel of een kleintje? Is het groot, dan maakt het een grote tekening van de zon. Is het een klein gevoel, dan wordt het werkje klein.
analyseren
- ‘Wat kun je goed en waar ben je trots op?’ De kleuters leerden hun eigen emoties niet enkel te herkennen en uit te drukken, maar ze ook te analyseren om ze vervolgens tot uitdrukking te brengen in hun creatieve werk.
- Is het personage Julia blij of droevig? Hoe kun je dat zien?
Dragers
lichaam
- ‘Hoe doe jij als je boos wordt?’ Het kind beeldt het uit met zijn lichaam. ‘Kan het ook op een andere manier?’
voorwerpen
- De belangrijkste nieuwe voorwerpen die ze hebben leren kennen, waren de materialen voor het drukken. In de loop van het proces leerden ze ze almaar beter te hanteren.
taal
- Aan de hand van de prentenboeken hebben de kleuters – op hun maat – gefilosofeerd over gevoelens.
Grafische tekens
- De vijfjarigen bereiden zich stilaan voor op het eerste leerjaar door al wat letters te leren kennen. Zij mochten – met de hulp van de juffen en de begeleidsters – enkele eenvoudige zinnetjes stempelen op de werken. ‘Het experimenteren met drukken en repetitieve stempels sprak de kleuters erg aan.’