Machthebbers hebben een hekel aan het diffuse
CANON Cultuurcel interviewde historica Sophie De Schaepdrijver (Pennsylvania State University) over het belang van cultuur en onderwijs (2020).
Mijn ouders waren lezers. Het huis stond vol boeken.Mijn eerste herinnering. ‘Als je later kan lezen,’ zei mijn moeder, ‘kom je thuis, ga je hier in de zetel zitten, sla je een boek open en dan zit je plots in een verhaal.’ Het leek me het toppunt van geluk.Ik herinner me vooral het gevoel van betovering toen ik leerde lezen. Ik kon de letters ontcijferen, het wonder binnendringen. Even later stierf mijn vader. We waren beiden te jong.
Zijn dood en het lezen van boeken zijn voor mij onlosmakelijk verbonden. De wereld is een teleurstellende plek en je kan nergens op rekenen, maar boeken zullen er altijd zijn, die overtuiging had ik. School vond ik een brutale plek.
Het boek was een ontsnappingsruimte. Ik had een kamer met een geheime deur, niemand wist er van. Eens in een boek gedoken, kon niemand mij iets doen.
Ik las tot diep in de nacht. Mijn moeder schroefde de peer uit mijn nachtlampje. Ik las verder in het licht van de straatlantaarns dat in mijn slaapkamerraam naar binnen scheen.
Als er iets niet goed ging, ging ik naar de wijkbibliotheek. Ik heb er de gelukkigste uren van mijn jeugd doorgebracht. Je kon er maximum vier boeken ontlenen. Ik koos de vier dikste, dan had ik veel letters.
Het was mijn idee van vrijheid: je neemt een boek van de plank en leest. Je bent absoluut autonoom, van niemand of niets afhankelijk.
‘Sommige mensen putten kracht uit de natuur of de omgang met dieren. Ik vind kracht in de stad en het lezen'
Een boek lezen, was en is voor mij nog altijd iets als een stad inlopen. Je kan altijd een zijstraat inslaan en niemand kan je wat doen. Er zijn achterafstraatjes, coulissen waarachter je kan kijken. Je kan de dichtheid van het weefsel ontrafelen. Het heeft iets wat je omhult en omhelst en waarin je je kan verliezen. Het hoeft niet prestigieus te zijn, hoog en laag, subliem of vulgair mogen gerust naast elkaar bestaan. Gewoon een boek openslaan en beginnen, gewoon een straat inslaan en verder stappen. Zo kies ik een boek: ik pik het op omdat het mij wel iets lijkt. Het is een vorm van bricoleren. Sommige mensen putten kracht uit de natuur of de omgang met dieren. Ik vind kracht in de stad en het lezen.
Is het een troost? Er is die mooie versregel van Giacomo Leopardi:
Al mijn gedachten in die eindeloosheid,
En in die zee is het zoet schipbreuk lijden.
Er zijn bepaalde omgevingen waarin het toch iets minder bitter is om verlies te lijden.
Ja, het is een troost. En met troost bedoel ik een gevoel van verbondenheid: dat je in een universum zit waarin je overtuigd bent en ten diepste onderschrijft van wat je samen kunt en gelooft of niet kunt. Teveel in het leven gaat om slagen en mislukken. En mislukken, hoe je het ook draait of keert, je neemt het persoonlijk op. Zo zitten we in elkaar. Maar mislukken is niet zwart-wit.
De literatuur biedt dat inzicht in nuance en complexiteit. Lees er de grote Europese roman van de negentiende eeuw op na. Alle helden en heldinnen zijn technisch gesproken losers. Of het nu bij Balzac is of in Middlemarch van George Eliot, het zijn geen geslaagde mensen. Literatuur leidt je aandacht naar mensen die kunnen mislukken. Die beroemde laatste woorden uit Middlemarch: ’But the effect of her being on those around her was incalculably diffusive: for the growing good of the world is partly dependent on unhistoric acts; and that things are not so ill with you and me as they might have been is half owing to the number who lived faithfully a hidden life, and rest in unvisited tombs.’
In de negentiende-eeuwse roman botsen personages tegen hun illusies aan. Ze zijn een confrontatie met en illustratie van onszelf. Je moet kunnen verliezen, je kan niet altijd winnen. Dat het nog niet zo slecht met u en mij gaat, ligt deels aan het soort mensen dat een verborgen leven heeft geleid.Leraarschap, onderwijzen, doceren, het is een onderschat beroep. Cultuuronderwijs nog meer.
Culturele opvoeding is een noodzakelijke opvoeding tot mens. We beseffen dat te weinig. Cultuur lijkt soms als iets aparts in de opleiding te bestaan, naast het ‘echte’, ‘wetenschappelijke’ curriculum. Ik vond het een eyeopener te lezen dat de studenten in de prestigieuze Franse école polytechnique verplichte toneellessen krijgen.
We moeten af van die tweedeling: cultuur en ‘wiskunde en wetenschappen, het ernstige werk’. Het zijn geen twee vormen van kennis die elkaar bijten. Het lezen, het interpreteren, het vormen van een visie is onontbeerlijk. De gave om via de taal greep te krijgen op de wereld zonder ze plat te drukken, krijg je niet door een ‘beetje cultuur’ te geven als leuk vak.
‘Cultuur mag voor mij gerust een ‘buisvak’ zijn, net zoals alle andere vakken’
Vanuit mijn vakgebied, geschiedenis, leren we dat we niet op alles greep krijgen en wat ontglippen is. We weten dat er vele blinde vlekken zijn, dingen die we niet kunnen begrijpen, dan proberen we hypothesen op te stellen.Veel wetenschap is cultuur. Neem de tabel van Mendeljev, dat is een kunstwerk. Het is een reidans, een narratief waarin alles met elkaar samenhangt. Ik ben nooit een leerling geweest die zei dat bepaalde kennis relevanter was dan andere. Ik dacht altijd: iemand heeft die cursus samengesteld, er zal dus wel een reden voor zijn.
Cultuur mag voor mij gerust een ‘buisvak’ zijn, net zoals alle andere vakken. Ik geloof in sterke didactiek. Het is iets wat gekend en beheersd moet worden. Het moet niet het vak zijn waarin je stiekem je huiswerk maakt voor de andere lessen.
In het je eigen maken van cultuur en gelijk welke andere kennis is er een balans van gezeglijkheid en eigengereidheid. Niet iedereen mag bepalen wat er in de cursus staat. Je moet je een bepaalde houding eigen maken: eerst moet je je meester maken van iets en daarna doe je er iets mee. Het is niet emancipatorisch te denken dat het altijd dezelfden zijn die goed terechtkomen. Het onderwijzen van zelfvertrouwen gaat samen met het onderwijzen in een echte kunde. Dat is veel werk. Het is ondankbaar werk, maar het is het meest wezenlijke wat je kan doen. Ik vind het ontzettend belangrijk om zelf les te geven.
Voor mij is het belangrijk dat studenten na hun opleiding de maatschappij instappen met een soort kompas dat hen toelaat om met vaste hand te laveren tussen allerlei opinies en opvattingen door.
Onderwijs is ook het leren luisteren naar elkaar en met veel repect leren kijken. Ik kijk met ontzag naar mijn klas en denk: deze mensen zitten hier te luisteren, wat een privilege. Ze zullen nooit meer 20 zijn en toch zitten ze in de klas. Ik moet hen mijn volle aandacht geven. En dat mag ik ook van hen verwachten.
Je hebt natuurlijk altijd mensen die er de kantjes van af lopen Maar onderwijzers worden ook overstelpt door papierderij. Het ergste is de papierderij. Als je me de keuze zou geven tussen het dweilen van de hele Brusselse Koninginnegalerij of formulieren invullen, pak ik onmiddellijk die emmer met zeepsop.
Cultuur, het is een basiskunde in het onderwijs. Je gaat er niet van dood als je leert tekenen, of noten lezen, of een of twee vreemde talen beheersen. Het moet ernstig gedaan worden.
Cultuur is niet elitair. ‘Elitair’ is het meest misbruikte woord. Als je kijkt hoe het socialisme in elkaar zat: in elk Volkshuis werden theaterteksten van Ibsen gespeeld. ‘Kunst veredelt’ staat er boven de scène van de theaterzaal van de Gentse Vooruit.
‘Mensen leren graag bij. Ze kunnen echt wel tegen nuance en complexiteit’
En er zijn altijd periodes geweest van cultuurminachting. Op zich heb ik niets tegen middlebrowcultuur. Ik hou ook van enige didactiek. Meer dan vijftig jaar lang was er op de Vlaamse radio het programma ‘Opera en belcanto’. Daarin werden beroemde aria’s gedraaid. Ik zou het prima vinden, moest Klara opnieuw met zo’n programma uitpakken. Neem nu de podcast van Johan Op de Beeck over Napoleon, daar leer je iets van bij.
Als publiekshistorici doen wij dat ook. Het is geen populariseren maar wel jezelf de vraag blijven stellen hoe je nieuwe wetenschappelijke verworvenheden en historische inzichten bij de mensen brengt zodat ze er iets aan hebben. Mensen leren graag bij. Het middlebrowveld is te weinig bezet.
Vanuit economisch oogpunt kan je niet anders vaststellen dat cultuur zichzelf dubbel en dik terugbetaalt. Cultuur genereert 26 percent van de economische activiteit. Wat zouden we zijn zonder cultuur in het sociale leven, in het opgroeien van jongeren en het minder eenzaam zijn van bejaarden.
Cultuur kan je per definitie niet gleichschalten. Machthebbers streven naar uniformiteit. Ze hebben een bloedhekel aan het diffuse. Ze hebben het liefst een strak plan en mensen die strak te houden zijn.
Bij het onderwijzen - zeker het onderwijzen van cultuur - geef je mensen echt iets in handen. Iets dat niemand hen nog kan afpakken, iets wat de markteconomie en de politiek overstijgt: de sterkte van het diffuse.’
Wie is Sophie de Schaepdrijver?
Sophie de Schaepdrijver (1961) is schrijver en historica, gespecialiseerd in de Eerste Wereldoorlog. Ze is hoogleraar moderne Europese geschiedenis aan de Pennsylvania State University. Tijdens het academiejaar 2019-2020 is zij ‘expert in residence’ van het VUB Honours Program. Ze studeerde geschiedenis aan de Brusselse VUB, in Florence en promoveerde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. In 2012 was ze curator voor de herdenking van WOI in de stad Brugge. Ze was co-scenarist en presentator van de vierdelige Canvas televisiereeks Brave Little Belgium’ (2014). Voor haar boeken zoals ‘De Groote Oorlog’ (1997) of ‘Gabrielle Petit. Dood en leven van een Belgische spionne tijdens de Eerste Wereldoorlog’ (2018), kreeg ze talrijke prijzen.