Nesten van bevlogenheid
CANON Cultuurcel interviewde artistiek directeur Jerry Aerts (De Singel - Antwerpen) over het belang van cultuur en onderwijs (2020).
Ze waren op doorreis in Italië. Achter hun auto hing een aanhangwagen met een boot. Daarin lagen twee contrabassen. Zijn vader, moeder, zijn broer en hij, op gezinsuitstap. Soms stopten ze ergens voor een paar dagen. Dan sliepen hij en zijn broer in de boot bij de contrabassen. Tot ze weer verder reden, naar de plek waar zijn vader een concert moest geven.
JERRY AERTS: ‘Zonder het te beseffen had ik een droombestaan. Vakantie stond gelijk met klassieke muziekconcerten.’ Zijn vader, de contrabassist Maurice Aerts, had zijn eigen kwartet, maakte deel uit van het Nationaal orkest van België en later van het contrabaskwartet van de Munt. Hij was docent aan het Conservatorium van Brussel.
‘Mijn vader was een voorbeeld van bevlogenheid. Hij gaf extra gratis lessen bij ons thuis. Iedere dag ontmoette ik studenten bij ons op de gang. Ik had het geluk van jongsaf omringd te zijn door mensen die zich echt voor de kunsten engageren.’
Jerry Aerts werd opgevoed in de brede, maar goede smaak. ‘De platen van Bach stonden naast die van Ellington.’ Het sprak vanzelf dat hij als kind een muziekinstrument zou leren bespelen. Het werd een klassieke gitaar. Hij trad van jongs af aan op. Het bleef niet bij klassiek. ‘Ik combineerde klassiek, alternatief, kleinkunst, rock, flamenco. De ene dag vertolkte ik in een combo Braziliaanse muziek, de dag erna folk, de andere dag pop en kleinkunst. Eén van mijn eerste solo-optredens moet bij Nonkel Bob geweest zijn.’ Hij herinnert zich nog één naam van een groep waarin hij als puber meespeelde: 'De Zennegatbluesband'.
De snaar is gesprongen
Dat hij net als zijn vader professioneel muzikant zou worden, stond buiten kijf. Aan het eind van zijn humaniora trok hij naar het conservatorium in Antwerpen om zich aan te melden voor het toelatingsexamen klassieke gitaar. Daar brak er iets.
‘Ik zat tussen al die andere kandidaten te wachten op mijn beurt en hoorde hun gesprekken. Het enige waarover ze het hadden was geld: ‘Als we hier afgestudeerd zijn, kunnen we met twintig uur lesgeven onze kost verdienen en ’s avonds een beetje spelen.’ Ik had het gevoel dat ik op een verkeerde plek terechtgekomen was. Ik reed terug naar huis. ‘Ik wil geen musicus worden’, zei ik mijn vader. ‘Goed’, zei hij. ‘Doe maar iets anders. Maar doe het met plezier.’’
Jerry Aerts ging communicatiewetenschappen studeren en heeft nooit meer opgetreden. Nooit spijt van gehad, zegt hij. ‘Muzikant is een beroep waarbij je voortdurend tegen je beperkingen aanbotst. Je bent zenuwachtig en bang om iets verkeerd te doen en tegelijkertijd wil je de mensen beroeren. Die onzekerheid kan je onzichtbaar maar niet onbestaande maken. Er zijn van die trucs die je nooit afleert. Om zelfverzekerd op het podium te staan, dronk ik net voor ik opkwam heel traag een glas water leeg, gedurende honderdtwintig tellen.’ Nu en dan haalt hij zijn eerste, met de hand gemaakte, klassieke concertgitaar nog eens uit de kist. ‘Je krijgt een emotionele band met het instrument dat je jaren hebt bespeeld. Het heeft ooit kunnen uitdrukken wat jij met muziek wilde zeggen.’ Spelen doet hij niet meer. ‘De Re-snaar is gesprongen.’
Vrij improviseren
‘Het onderwijs kan het niet alleen. Er is veel interactie nodig om kunst dichtbij mensen te brengen. Het onderwijs moet verbonden worden met andere organisaties. Het is een gedeeld engagement. Bovenal: je moet bevlogenheid teweegbrengen en bevlogenheid is geen zuiver cognitief gegeven.’
Wat van een leraar ook verwacht wordt. Hoe kan je een bevlogenheid voor cultuur overbrengen?
‘Ook een leraar moet vrij kunnen improviseren en vrij durven vertellen over zijn beleving van kunst. Je moet niet de volledige werken van Tsjechov gelezen hebben om iets over de voorstelling van ‘De meeuw’ te zeggen.
‘Wie echt uit vrije wil komt, heeft een heel andere cultuurervaring dan iemand die gedwongen met de hele klas komt’
Het is onze basisdoelstelling jonge mensen op een natuurlijke manier te leren omgaan met de kunst en cultuur. Ik onderstreep daarbij de ‘natuurlijke manier’. Wie echt uit vrije wil komt, heeft een heel andere cultuurervaring dan iemand die gedwongen met de hele klas komt.’
Wat is die natuurlijke manier? Wat is de echte kunstervaring?
‘Overgave, aanvaarden dat kunst iets is waar je jezelf mee verrijkt, dat het een manier van omgaan met de wereld is. We willen mensen het gevoel geven dat ze deel worden van een systeem dat openstaat.
Ik heb een hekel aan de alleswetende curator en programmator. Mijn vraag is: met welk verhaal geef ik mensen het gevoel dat ze iets meemaken. Je moet mensen niet alleen voorschotelen wat ze mooi vinden, maar ook dingen die wat moeite kosten. Ik ben ervan overtuigd dat je moet vertrekken van hoe een werk bij jou binnenkomt. Zo’n aanpak van kunst moet iets normaal zijn. Als het bij jou niet werkt, hoe kan het dan bij een ander werken?’
Hoe werkt het bij u?
‘Een combinatie van een ontroering, een wauw gevoel, van… ‘wat heb ik hier meegemaakt? Mijn horizon is verruimd.’
Kunst was en is een noodzakelijke behoefte en ik heb mijn gulzigheid van jongsaf kunnen stillen.’
En die gulzigheid en honger kunt u nu stillen op de internationale kunstencampus deSingel. Zowel het grootschalige als het experiment, zowel muziek, theater, dans, literatuur als architectuur. In voorstellingen, concerten, tentoonstellingen, in kunstonderwijs en onderzoek. 48.000 vierkante meter aan de rand van Antwerpen, ontworpen door Leon Stynen en Stéphane Beel. Wat een hemel!
‘Een kunstcampus ademt, het is een levend organisme: het is lerend, makend, tonend. Het is de basis waarop we al decennia ons beleid bouwen’
‘Het is een enorm voorrecht om op een campus te werken waar zowel een conservatorium, een onderzoekscentrum als prachtige zalen zijn waar je voorstellingen en concerten kan meemaken. Je krijgt hier iedere dag iets mee. Je kan er iets mee doen. Een kunstcampus ademt, het is een levend organisme: het is lerend, makend, tonend. Het is de basis waarop we al decennia ons beleid bouwen. Reflectie, educatie, participatie: die functies komen bij ons in kunst samen.’
Nooit verplicht komen
DeSingel heeft tal van mogelijkheden om een nieuw en jonger publiek te laten participeren in en aan haar werking. Niet alleen schoolvoorstellingen voor de lagere school maar ook als ambassadeurs voor de secundaire scholen.
‘Wie zich als organisator niet binnen één generatie ten dode wil opschrijven, moet educatief werken. deSingel heeft een eigen manier ontwikkeld om zich kenbaar te maken in secundaire scholen. We stimuleren leerkachten die het initiatief nemen om met geïnteresseerde leerlingen avondvoorstellingen en concerten bij te wonen. Dat bezoek moet wel vrijwillig zijn. Jongeren mogen nooit verplicht komen. De interesse voor een toneelstuk kan niet samenvallen met de interesse eens een dag van school weg te zijn. Als leerlingen hier een voorstelling of een concert komen meemaken om er een obligaat taakje over te maken, waar zijn we dan mee bezig?’
U hebt de voorbije jaren vaak samengewerkt met CANON Cultuurcel.
‘CANON is voor ons altijd een vanzelfsprekende partner geweest. DeSingel leent graag haar volledige gebouw voor de cultuurdagen voor de studenten van de lerarenopleidingen kleuter- lager en secundair onderwijs. Participatie is een manier om mensen te stimuleren kunst in hun leven toe te laten en er belang aan te hechten. Diversiteit is mensen laten kennismaken met dingen die ze niet of nauwelijks kennen. ‘Misschien is dit ook wel iets voor mij’, zo eenvoudig begint het.’
Kunsttempel of cementfabriek?
‘DeSingel wil meewerken aan een samenleving waarin kunst en cultuur op een natuurlijke manier geïntegreerd zijn in scholen, verenigingen en gemeenschappen en niet beperkt worden tot geïsoleerde kunsthuizen,’ staat er in het beleidsplan.
‘Ik geloof in het verbindend karakter en het betekenisgevend potentieel van kunst. We vertrekken vanuit de kracht die we in huis hebben. We voelen ons verbonden met onze artiesten en met de studenten die hier studeren. deSingel ligt aan de rand van de stad. Dat is een vrij hoge drempel. En eens binnen, sta je meteen voor die majestueuze marmeren trap. Alsof we een kunsttempel zijn. Tegelijkertijd zijn er ook mensen die op de snelweg rijden en denken: ‘Daar staat een cementfabriek’. In zekere zin zijn we dat ook.’
Hoe zit kunst en dit huis in het weefsel van de maatschappij verweven?
‘Samenzijn in bevlogenheid: dat is de functie van deze internationale kunstcampus. In onze samenleving zijn er weinig momenten en plaatsen waar mensen gezamenlijk geraakt worden. Kunst is geen solitair genoegen.’
Wie is Jerry Aerts?
Jerry Aerts (1955), algemeen en artistiek directeur van de internationale kunstcampus deSingel in Antwerpen. Hij studeerde pers- en communicatiewetenschappen aan de VUB. Sinds 1984 werkt hij in deSingel, aanvankelijk als muziekprogrammator, directieassistent en verantwoordelijke communicatie. Hij is sinds 1991 algemeen en artistiek directeur van deSingel. In 2005 kreeg hij de cultuurmanagementprijs van de Universiteit Antwerpen. In 2019 ontving hij de Klara carrièreprijs. In september 2021 ging hij met pensioen.