Kunstkuuraanvragen worden beoordeeld op basis van volgende criteria:
- De wijze waarop het delen, aanwenden en verhogen van expertise tussen leerkrachten en eventueel een externe partner op de klasvloer tot stand komt.
- Het aanwezig zijn van een gezamenlijke inschatting van de beginsituatie inzake kunst- en cultuureducatie van de school voor basis-, secundair of hoger onderwijs, daarbij kan het voorstel zich baseren op de eerdere kunsten cultuurervaringen van de school.
- De mate waarin het voorstel tegemoetkomt aan de specifieke behoeften en context van de scholen, de instellingen voor hoger onderwijs en de academie in kwestie.
- Het potentieel van het voorstel om leerlingen basis- of secundair onderwijs naar het deeltijds kunstonderwijs toe te leiden.
- De mate waarin de leeractiviteiten die het cultureel bewustzijn en de culturele expressie verhogen, worden geïntegreerd in, of aansluiten bij de reguliere lespraktijk van de scholen of de instellingen voor hoger onderwijs in kwestie.
- Het procentueel aandeel van leerlingen die beantwoorden aan de leerlingenkenmerken, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, of de gelijkekansenindicatoren, vermeld in artikel 225, § 1, en artikel 233 § 1 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 of de deelname van een school voor buitengewoon onderwijs aan het samenwerkingsinitiatief.
- De relevante deelname van een externe partner aan het samenwerkingsinitiatief wordt beoordeeld volgens de criteria, vermeld in 1° tot en met 5°.
- De deelname van een academie en een school of instelling voor hoger onderwijs, of beide, die nog niet eerder deelnamen aan een lokaal samenwerkingsinitiatief.
- Er wordt gestreefd naar een evenwichtige verdeling van de lokale samenwerkingsverbanden over de verschillende onderwijsnetten.
Meer weten over de criteria: